EB58 Punter
Het nummer EB 58 heeft altijd toebehoord aan de familie Van Triest. Uit een bewaard gebleven document blijkt dat Aart van Triest (1866-1945) in 1883 schipper is geworden op een botter. Hij werd in het vlootregister ingeschreven onder het toen nog niet bestaande nummer EB 58. In 1886 was dit het hoogste nummer van de vloot. Aart van Triest had in Elburg de bijnaam 'Oart van Ké'. Zijn vader, Jan van Triest (1827-1882), was schipper op de EB 9. Dit nummer ging na diens dood over op zijn zoon Willem (De olde Vollenhover).
Nieuwe schuit
Op 12 januari 1889 gaf de moeder van Aart van Triest werfbaas Schepman uit Kampen opdracht tot het bouwen van een nieuwe botter. Van Triest ruilde de oude botter in en moest achthonderd gulden bijbetalen. De nieuwe schuit was op 18 mei 1889 gereed. Uit het werfboek van Schepman blijkt dat Van Triest bij de aflevering van de nieuwe botter zeshonderd gulden contant betaalde. Ruim twee jaar later -op 20 juli 1891- was de schuit al volledig afbetaald. Met deze botter viste Aart van Triest tot maart 1919. In dat jaar kocht Hendrik Zwart de EB 58. De schuit kreeg tijdelijk het nummer EB 69. In mei 1920 verkocht Zwart de botter aan een Bunschoter visserman. De schuit voer vanaf die tijd onder het nummer BU 174.
Twee nieuwe botters
Aan het eind van 1918 gaf Aart van Triest de werf van De Haas in Monnickendam opdracht een nieuwe botter te bouwen. De schuit was in maart 1919 gereed en kostte 2500 gulden. In hetzelfde jaar liet zoon Jan (Jan Joera) bij deze werf eveneens een nieuwe botter bouwen. Deze schuit voer onder het nummer EB 29.
Aart van Triest
Aart van Triest viste volgens het visserijregister voornamelijk met 'kuil, haring-, spiering- en botnetten en kubben'. Aart was gehuwd met Gerrigje Westerink (1867-1935). Ze kregen drie zoons en drie dochters. Twee van de jongens, Jan en Jacob, werden na verloop van tijd schipper. Jan kocht in 1913 een bons uit Vollenhove en viste onder het nummer EB 29. Jacob (1899-1977) werd in 1935 vergunninghouder op de botter van zijn vader. De eerste jaren voer Jacob met Andries Mons als knecht op de EB 58. In 1939 kwam zijn oudste zoon Aart aan boord. Later volgden ook de zoons Toon en Gerrit dit voorbeeld.
Motor
In 1936 vroeg Jacob van Triest krediet aan bij de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet voor plaatsing van een motor in de EB 58. Marinus Zoet leverde een A-Fordmotor voor 195 gulden. Voor tachtig gulden maakt Daan Balk de schuit gereed voor inbouw van de motor. De Rijksdienst verleende uiteindelijk 230 gulden krediet.
Jacob van Triest
Jacob van Triest, in Elburg bekend onder zijn bijnaam 'Ome Jacob', was een visserman die met allerhande soorten netten viste. De hoekwantvisserij vormde het hoofdbedrijf. Daarnaast werkte hij met de dwarskuil. In de wintermaanden viste Van Triest met de drijfnetten -veelal in span met Willem Smit (EB 71) - én met de staande netten op snoekbaars. Na de inpoldering van Oostelijk Flevoland schakelde Van Triest over op de zogenaamde staand want visserij. Als enigen in Elburg visten de Van Triests in die tijd met een zogenaamde zegen op witvis.
Historisch moment
Op 9 juli 1956 voer de EB 58 als laatste schuit uit de Elburger haven de droogvallende polder Oostelijk Flevoland binnen. Nog dezelfde dag werd Elburg afgesloten van het open water. Het was een historisch moment met trieste gevolgen voor de Elburger vissers. De meeste vissers beëindigden in die tijd de visserij, een aantal van hen zette hun bedrijf voort vanuit de thuishaven Harderwijk. Sommigen, waaronder Jacob van Triest, kochten in die jaren zelfs nog een kotter...
Verkoop botter
In maart 1960 werd de EB 58 als pleziervaartuig verkocht aan P.J.C. Peeters uit Venlo. De zoons van Jacob van Triest brachten de botter naar Nijmegen. Een reisje dat uiteindelijk enkele dagen duurde. Peters heeft vermoedelijk een roef en een strijkbare mast op de EB 58 gezet. Daarna werd de botter verkocht aan de heer De Kat uit Amsterdam. Loosdrecht was in die tijd de thuishaven van de EB 58.
Truus
In 1959 kocht Jacob van Triest op Urk een stalen kotter. Het schip diende oorspronkelijk als marineboot, maar was op de werf van Hakvoort omgebouwd tot vissersvaartuig. De kotter kreeg in Elburg de naam 'Truus', een vernoeming naar de enige dochter van Jacob van Triest. In de kotter was een 25-PK Samofa ruwolie-motor ingebouwd. In dezelfde periode liet Van Triest 'wegens vergevorderde leeftijd' de vergunning op naam zetten van zijn zoon Toon.
Veranderingen
Met het kottertje viste vader Van Triest met zijn zoons Toon en Gerrit tot 1971 op het IJsselmeer en Veluwemeer. Na dit jaar beperkten de Van Triests zich tot de visserij op de randmeren. Na de dood van Jacob -op 27 november 1977- ging de vergunning over op Toon van Triest. Gerrit van Triest kreeg 'het recht van pacht' om in de Elburger haven te mogen vissen.
Jochen Haase
In het begin van de zeventiger jaren kocht Jochen Haase uit Düsseldorf de EB 58. De botter was op het moment van aankoop voorzien van een kajuit. De EB 58 voer onder de naam 'Marieke' en had als thuishaven Spakenburg. In Spakenburg lag in de zeventiger jaren naast de EB 58 nog een aantal botters met een kajuit, die om die reden niet mee mochten doen aan de Westwal Botterwedstrijden. Als reactie daarop lanceerde Jochen Haase in 1974 het idee om vanuit Spakenburg een alternatieve wedstrijd te organiseren: de Zuidwal Botterwedstrijd. Na verloop van tijd restaureerde Haase de botter zoveel mogelijk in originele staat terug. Veel werkzaamheden werden uitgevoerd op de scheepswerf van Langman te Nijkerk. In de schepenlijst van de Vereniging Botterbehoud, gepubliceerd in de Tagrijn van november 1988, staat de EB 58 voor het eerst opgenomen. In 1992 organiseerde Jochen Haase nog een tocht met Elburger botters naar de eerste watersportbeurs na de Duitse eenwording te Berlijn. Een ernstige ziekte sloopte uiteindelijk het lichaam van Jochen Haase. Hij stierf op 6 december 1994 in Düsseldorf op de leeftijd van 56 jaar. In 1995 kocht Erik Mulder uit Rhenen de EB 58.
Jonge zeehond
In de vorige week is door A. van Triest in de Zuiderzee een jonge zeehond gevangen. Het diertje is nog zeer levendig en ziet er aardig uit, altijd voor zover men een zeehond aardig vindt. Door zeer velen wordt het beest met belangstelling bezien. Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 19 juli 1911.
Schade
Zeehonden waren gevreesd bij de Zuiderzeevissers. Dat ze veel schade aanrichtten blijkt duidelijk uit een berichtje uit de Visscherij-Courant van 8 maart 1913: 'De vangst op Zuiderzeeharing is nog zeer slecht. Veel schade wordt aangericht door zeer vele zeehonden, die in zee worden aangetroffen. Behalve dat deze dieren belangrijke schade aan de netten aanrichten, verjagen en verslinden ze de haring.' Op 12 april 1913 stond in hetzelfde blad het volgende artikeltje: 'Zoals bekend keert de regering premiën uit voor gedode zeehonden, die zoveel schade aan den visstand veroorzaken. In 1912 zijn 521 van die dieren gedood.'
Bedrijfsmiddelen
Op 18 oktober 1933 werd in opdracht van de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet een lijst met bedrijfsmiddelen van Aart van Triest opgesteld. De volgende goederen kwamen in aanmerking voor een tegemoetkoming:
5 dwarskuilen
6 botnetten
6 spieringnetten
4 haringnetten
2 haringnetten zonder ondersim
1 botnetgaal
2 gedeelten van aatjes
15 reepjes staande spieringnetten
6 floddernetten
4 klaarzakken
1 kurksim
1 aalmand
1 span riemen
16 baken
17 beslagstenen
22 baaksimmen
1 kuilreep
1 stel kuiltouwen
1 stel sleeptouwen
1 vijftigponder
5 kogels
2 botmanden
1 zeil
2 fokken
1 grote kluiffok
2 kleine kluiffokken
1 bezaan
1 botter EB 58, inclusief span zeilen
16 reepjes staande spieringnetten
Zeilwerk
EB 58 A. van Triest Elburg
Nieuw zeil
Hollandia katoen no. 1 56 cm. breed 75 yard
sicaltouw 6,5 kilo
IJzerwerk
Kousjes, zeil en machinegaren
Arbeid 96,90
Bron: Zeilmakersboeken N.A. Bouwen, Juni 1933.
Gevaarlijke vangst
In de netten van de vissersschuit EB 58 is een stuk van een vliegtuig opgehaald, waarin enige verroeste mitrailleurs. Men vond verscheidene kogels van ruim een decimeter lengte. Bron: Elburger Courant, 10 juli 1945.
Goed afgelopen
Zaterdagmiddag was een zoon van burgemeester Van de Poll met enige gasten, totaal zes personen, met zijn klein zeilbootje aan het zeilen. Tegen vijf uur begon de lucht te werken en liep de wind naar het Zuiden, zodat het moeilijk werd de haven terug te vinden. Men liet de boot maar drijven, in de hoop bij de Ketel aan land te komen. Een broer van een der inzittenden vertelde aan de zoons van de schipper van de EB 58 dat zijn zus zich op zee bevond en zijn moeder zich ongerust maakte. Men kon heel in de verte het bootje zien drijven en besloten werd met de schuit naar zee te gaan. Om ruim zeven uur kwam, dankzij de hulp van de EB 58, het gezelschap weder behouden in de haven van Elburg aan. Wanneer het bootje met het gezelschap de zware bui, regen en wind van 8 uur in zee was overvallen, zou het in een gevaarlijke positie hebben verkeerd. Op het IJsselmeer kan het met dit losse weer danig spoken en men moet dan de vaarkunst wel goed meester zijn. Maar vooral met kleine zeilbootjes is het niet aan te bevelen bij onzeker weer te ver op zee te gaan. Bron: Elburger Courant, 22 juni 1948.
Grote visvangsten in de haven
In de havenkom wordt momenteel veel vis gevangen. Het betreft hier het vissen met de z.g. zegen, waarbij de vissen bij duizenden ponden worden gevangen. De tienduizenden visjes welke worden geëxporteerd naar België en Duitsland zijn bestemd voor pootvis. De opbrengst per kilogram bedraagt enkele dubbeltjes. Enige malen per week komt een grote transportauto waarop ijzeren bakken speciaal voor visvervoer ingericht en van een zuurstofinstallatie voorzien de gevangen vis ophalen en naar de pootplaatsen brengen. Bron: Elburger Courant, 19-12-1958.
Besomming
Op 10 februari 1959 schreef 'de inspecteur der visserijen' een brief aan de directeur van de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet omtrent de besomming van de EB 58. De inhoud van de brief luidt als volgt: 'Hiermede geef ik u kennis dat door J. van Triest, schipper van het vaartuig EB 58, in 1958 een besomming is gemaakt van 46.000 gulden. Een zeer belangrijk deel van deze besomming heeft Van Triest behaald met het vissen op pootvis in de haven van Elburg. Van 3 januari tot 15 maart heeft hij 85.000 pond pootvis (voorn en brasem) gelost voor een bedrag van fl. 15.132, =. Van 6 november 1958 tot 7 februari 1959 heeft hij 130.000 pond pootvis geleverd voor een bedrag van fl. 24.330, =. Als regel vist hij slechts twee dagen in de week op pootvis. Het recht om in de haven van Elburg te vissen heeft hij van de gemeente Elburg gepacht voor zes jaar tegen een vergoeding van honderd gulden per jaar.' Bron: Dossier Jacob van Triest, Nr. 3720, Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad.
Viskotter
In de haven van Elburg arriveerde dezer dagen een tot viskotter omgebouwd motorschip. De heer Jac. van Triest heeft het oude casco op een scheepswerf te Urk laten ombouwen tot een modern vissersvaartuig. Bron: Elburger Courant, 25-09-1959.