EB44 Kotter
Uit het archief van notaris mr. H.A. Hoefhamer blijkt dat Hendrik Westerink JHzn., op 28 juni 1884 'een vischschuit met anker, dreg, ketting en watervat' heeft gekocht van B.H.K.D. Kluijtmans. De botter koste zevenhonderd gulden en voer onder de naam 'Ietske'. In het vlootregister werd de schuit ingeschreven onder het nummer EB 44. In 1888 kocht Hendrik Westerink de bons van Cornelis de Beer. Westerink kreeg daardoor het 'nummer 27'. Hendrik Westerink beëindigde in 1904 de visserij.
De Saris
Hendrik Westerink werd op 23 februari 1839 geboren te Elburg. Hij was een zoon van Jacob Harmens Westerink (1817-1883) en Gerrigje Hup. Hendrik was bekend onder zijn bijnaam 'De Saris'. Hij trouwde op 10 augustus 1864 met Maria van der Veen. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren. Drie zoons zouden later als knechten bij de visserij betrokken raken: Hendrik, Jacob en Harmen. Hendrik Westerink stierf op 21 april 1916 in het bejaardenhuis Het Feithenhof te Elburg op de leeftijd van 77 jaar.
Willem Heerdink
In 1889 was Willem Heerdink eigenaar van de EB 44. Pieter de Beer en zijn zoon Willem visten in die periode als zetschippers op zijn schuit. Vanaf 1892 stond de schuit echter op naam van Klaas Labots. Willem Heerink vestigde zich in 1885 in Elburg. Hij was bakker en winkelier van beroep, maar was daarnaast eigenaar van twee schuiten: de EB 15 en de EB 44. Het gezin Heerdink vertrok in maart 1899 naar Apeldoorn.
Walvissers
Vanaf het jaar 1900 staan achter het nummer EB 44 verschillende eigenaren vermeld: 1900-1901 Jac. Westerink Jbzn., (punter) en 1902-1903 Frank Visscher (punter). Vanwege hun gevorderde leeftijd visten beiden in die periode enige tijd als walvisser. Gedurende de periode 1904-1906 was het nummer vacant.
Heimen van Aperlo
In 1907 werd het nummer EB 44 uitgegeven aan Heimen van Aperlo. Van Aperlo had een punter waarmee hij 'kort onder de wal viste'. In het vlootregister staat omschreven dat hij viste met 'zijdennetten, spieringnetten, fuiken, baarsnetten, zegennet, dobbers en kubben'. In januari 1910 verkocht Heimen van Aperlo zijn punter aan zijn broer Lammert. Heimen kocht vervolgens de punter van Kobus van Tongeren (EB 31), waarmee hij slechts een zomer viste. Vanaf 1911 visten de gebroeders Van Aperlo gezamenlijk op de EB 44. In januari 1915 verkocht Van Aperlo zijn punter. Even daarvoor had hij de punter (EB 65) overgenomen van Jan uit de Flesch. Vanaf dat moment voer hij onder het nummer vijfenzestig.
Aalt Petersen Sr.
Aalt Petersen (1883-1950) kocht in 1913 het pluutje van Hendrik Ponstein (De Keet). Twee jaar later verkocht hij de schuit aan Jan uit de Flesch uit Oosterwolde. 'Jan de Flesse' kreeg daarmee het nummer EB 22.
Kamper botter
In februari 1915 kocht Aalt Petersen (De Kluif) een botter in Kampen. Deze schuit werd ingeschreven onder het nummer EB 44. De botter voer in Kampen onder de naam 'Jonge Willem' en was eigendom van Willem Klappe (KP 60). Vast staat dat de botter op de werf van Schepman in Kampen was gebouwd. In de klink stond als jaartal 1851 gegraveerd. Uit overlevering is bekend dat de botter bij aankoop (in 1915) al 'helemaal in het blik zat'. Aalt Petersen (1909-1996) zei hierover in een interview eens: 'Toen vader die botter kocht, had hij zijn doodskleed al aan.' De EB 44 stond bekend als een 'vlotte botter' met een hoge mast, waardoor de schuit een groot trekvermogen had.
Koopschuit
Aalt Petersen voer tot de afsluiting van de Zuiderzee tevens als koopschuit voor zijn zwagers Lub en Jan Willem Hoeve. Dat was de reden dat de botter al in 1930 voorzien van een 4-cylinder Chevrolet-motor. Met zijn botter kocht Petersen voornamelijk haring en bot voor de Hoeves. Vaak werd de bot van de Vollenhoofse botslepers op zee overgenomen. Met de koopschuit verdiende Petersen in die tijd 55 à 60 gulden per week. Daarnaast viste hij hoofdzakelijk met de kuil.
Tragische gebeurtenis
In juni 1936 overkwam de familie Petersen een tragische gebeurtenis. Tijdens het zwemmen bij het Elburger havenhoofd verdronk de 19-jarige zoon Jan. Het verdriet was zo groot dat Aalt Petersen Sr. een tijd niet in staat was om naar zee te gaan. 'Jonge Aalt' viste in die periode achtereenvolgens met Goossen van Ommen, Eibert de Vries (Eibert de Piepert), Kars Hagedoorn en Piet ten Have (Piet van Wolter). Vanaf 1939 was Jan Broekhuizen (Jan de Gabbel) knecht op de EB 44.
Aalt Petersen Jr.
Aalt Petersen ging vanaf zijn twaalfde jaar mee naar zee. De eerste twee jaar was hij knechtje bij Jan aan 't Goor op de EB 1. Daar leerde hij de vaardigheid van de hoekwantvisserij. Nadat zijn vader ruzie had gekregen met zijn knecht kwam Aalt omstreeks 1924 definitief aan boord van de EB 44. In 1946 nam Aalt Petersen (1909-1996) de botter van zijn vader over. De botter was in de oorlog flink opgetimmerd. Vanaf 7 januari 1943 tot 15 april 1943 had de botter op de helling bij Balk gelegen. De EB 44 werd in die periode onder andere voorzien van een nieuwe huid. Deze timmerbeurt kostte in totaal fl. 5113,75. In januari 1948 liet Aalt voor 2200 gulden een 20-PK Chevrolet-motor in de schuit inbouwen. De oude motor zou enige tijd later in de EB 66 van Kees Leusink worden ingebouwd. Eind veertiger jaren viste Aalt Petersen met zijn zwager Aart van Triest (Aart van Nenna) als knecht. Na de inpoldering zette Aalt de visserij voort vanuit Harderwijk. Met de botter viste hij nog tot 1961. Korte tijd daarvoor had Petersen besloten een nieuwe, ijzeren kotter te laten bouwen. De heer Yff uit Bennebroek kocht de botter voor 4500 gulden. Vanaf die tijd werd de EB 44 gebruikt als pleziervaartuig.
Kotter
Aalt Petersen liet de kotter bouwen op scheepswerf van Van Nugteren te Amsterdam. Het dertien meter lange vaartuig kostte 38.000 gulden en kreeg de naam 'Gerrie'. Door zeer goede bedrijfsresultaten verdiende Petersen zijn investering binnen enkele jaren terug. Met dit schip viste Aalt hoofdzakelijk met de kuil en de staande netten op het IJsselmeer. In 1964 werd de kotter van een nieuwe motor voorzien. Petersen liet de 70-PK Gardner ruwolie-motor vervangen door een 75-PK Gardner-Kromhout diesel-motor. Met het oog op het droogvallen van Zuidelijk Flevoland beëindigde Aalt Petersen in 1968 de visserij. Hij verkocht de kotter aan Hendrik en Willem de Haas te Harderwijk. Het vaartuig kreeg het nummer HK 4. De kotter werd tot 1977 voor de beroepsvisserij op het IJsselmeer gebruikt. Vanaf 1983 voer het schip onder het nummer ZK 38 van de familie Buitjes uit Zoutkamp. In 1996 kocht Keuter uit Urk de voormalige EB 44. Zoutkamp bleef echter de thuishaven van de voormalige Elburger kotter.
Botter als pleziervaartuig
In 1970 verkocht Yff de botter EB 44 aan S. Siewertsz van Reesema uit Amsterdam voor 5500 gulden. Aan het vaartuig werden na verloop van tijd onder andere de mast, de mastkoker en het krophout vernieuwd. Meerdere keren deed de EB 44 mee aan de Westwal-botterwedstrijden, waarbij de bemanning werd gevormd door enkele oud-Marker vissers. In augustus 1991, tijdens de 21e Westwal-botterwedstrijd, vond er een zware aanvaring plaats tussen de botters EB 43 en EB 44. De EB 44 maakte daarbij zoveel water, dat hij binnen enkele minuten onder de golven verdween. Alleen de mast en een deel van het boeisel staken nog boven water uit. Een trieste gebeurtenis die voor veel schippers aanleiding vormde om de wedstrijd te staken. Nog steeds is de EB 44 eigendom van S. Siewertsz van Reesema.
Verkoop schuit
Op 28 juni 1884 verschenen voor notaris mr. H.A. Hoefhamer Bastiaan Hendricus Karel Dominicus Kluijtmans, koopman te Elburg, èn Hendrik Westerink J.Hzn., visscher te Elburg. Kluijtmans verkocht voor zevenhonderd gulden 'de vischschuit, genaamd Ietske, met anker, dreg, ketting en watervat' aan Westerink. In de voorwaarden staat opgenomen dat 'jaarlijks op den eersten juni door den koper zal worden betaald ene som van tweehonderd gulden, waarvan de eerste betaling zal moeten geschieden op den eersten juni achttienhonderdvijfentachtig.' De afgesproken rente over de schuld bedroeg 'vijf ten honderd in het jaar'. Bron: Notarieel Archief Elburg, 1813-1915.
Onheil
De hier thuis behorende schuit no. 44 van W. Heerdink, die bevaren wordt door P. de Beer en diens zoon, kwam woensdagavond van de haringvangst terug en kreeg bij het binnenzeilen van de haven alhier, door het stoten op een paal, een zoo groot lek, dat zij onmiddellijk zonk. De bemanning kon zich nog bijtijds redden, hetgeen zeker niet het geval zoude geweest zijn indien het onheil enige ogenblikken eerder in zee was voorgevallen. Daar de schuit juist in het vaarwater zat moest het spoedig opgeruimd worden. Met behulp van een groot aantal visschers en enkele andere personen werd zij donderdag de haven verder binnengesleept en op de scheepstimmerwerf gebracht. Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 25 februari 1893.
Brief
In 1893 schreef Willem Heerdink het gemeentebestuur van Elburg de volgende brief: 'Edelachtbare Heeren, Geeft met verschuldigenden eerbied te kennen Willem Heerdink, bakker en winkelier te Elburg, dat hij zich genoodzaakt ziet zich tot Uw Edelachtbaren te wenden. Aangezien adressant is eigenaar van een visschuit bekend onder den naam van botter en gemerkt EB 44. Deze vischschuit wordt bevaren op de Zuiderzee door Willem de Beer Pz., en Pieter de Beer Jz., beide te Elburg. Voornoemde schuit is uit de Zuiderzee in den namiddag van 22 februari 1893 deze haven binnen gelopen en is toen in het gewone vaarwater op harde voorwerpen gestoten en heeft toen een groot lek in die schuit bekomen. Dit vond plaats aan het zogenaamde havenhoofd, welke voorwerpen later houten palen bleken te zijn. Door deze lekkage heeft adressant grote schade geleden wegens reparatie aan die schuit, het breken van 2 kabels en arbeidsloon tot een gezamenlijk bedrag van fl. 70, = zegge zeventig gulden. Den tienden februari heeft de ijsgang plaats gehad waardoor een gedeelte van het havenhoofd in het vaarwater is gaan zitten wat reeds lang had kunnen verwijderd zijn. Redenen waarom zich adressant met de vorige eerbied tot Uw Edelachtbaren wendt met beleefd verzoek hem tot een bedrag van zeventig gulden schadeloos te willen stellen of zoveel meer als door Uw Edelachtbaren mag nodig geoordeeld worden, omdat adressant voor enige dagen buiten verdienste is geweest.
Arbeidsloon fl. 10, =
Defect aan kabels fl. 30, =
Scheepstimmerman fl. 30, =
-------------
Totaal fl. 70, =
't Welk doende, W. Heerdink
Bron: Ingekomen stukken, 1893, Gemeente Archief Elburg.
Verdronken
Zondagmorgen gingen twee knaapjes, een van zeven en een van negen naar hun vader, H. Westerink, een visscher, die in de schuit, liggende in de haven, lag te slapen. Het 9-jarig knaapje raakte te water en eer op de waarschuwing van het andere knaapje hulp kwam toe snellen was het reeds verdronken. Alle aangewende pogingen om de levensgeesten weder op te wekken waren vruchteloos. Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 13 september 1902. N.B. Het betrof hier Arend Westerink, zoon van Hendrik Westerink (Hendrik de Saris) en Heintje Stoffer. De jongen verdronk op 7 september 1902.
Proces-verbaal
Op 1 oktober 1913 kreeg Aalt Petersen een proces-verbaal van politieagent J. de Jong 'wegens 't voorhanden hebben van ondermaatse vis (bot) in een mand, die hij aan wal bracht op heden.' Bron: Register van opgemaakte en verzonden processen-verbaal 1909-1914, Gemeente Archief Elburg.
Bedrijfsmiddelen
Op 5 oktober 1933 inventariseerde de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet de 'goederen' van Aalt Petersen (EB 44) die in aanmerking zouden komen voor een tegemoetkoming in verband met de afsluiting van de Zuiderzee. De lijst bevat de volgende bedrijfsmiddelen:
2 dwarskuilen
11 reepjes staande spieringnetten à 3 stuks
5 haringdrijfnetten
6 spieringdrijfnetten
3 botsleepnetten
4 floddernetten
1 botnetgaal
3 klaarzakken
1 stel sleeptouwen
1 stel kuiltouwen
6 kuilstenen
1 loper
1 treklijn staande netten
8 baken
8 baaksimmen
90 grote kurken
1 loodsim
30 pond lood
1 ijsbijl
50 pond ijzeren gewichten
9 beslagstenen
1 slee
1 kruiwagen
1 aatje
1 zeil
1 fok
1 grote kluiffok
2 kleine kluiffokken
1 bezaan
1 botter EB 44 inclusief span zeilen
N.B. De motor van de EB 44 kwam niet in aanmerking voor een tegemoetkoming.
Tragisch ongeval
Vrijdag omstreeks 7 uur had alhier een tragisch ongeval plaats. De 19-jarige Jan Petersen, werkzaam bij de radio-distributiehouder Ed. Stevens alhier, was met zijn broer Gerard en K. Hagedoorn omstreeks dien tijd aan de noorderpier aan het zwemmen. Terwijl Hagedoorn en G. Petersen op den dijk met elkaar in gesprek waren, bevond Jan zich in het water. Even later trok het de aandacht van K. Hagedoorn, dat hij Jan nergens meer zag, waarom hij vermoede dat deze in de diepte verdwenen was. Hij bedacht zich geen ogenblik, begaf zich te water en dook herhaalde malen, doch het mocht hem helaas niet gelukken de drenkeling te vinden. Inmiddels had het noodlottige bericht de ouderlijke woning bereikt. Visschers die juist naar zee voeren, gingen ter plaatse dreggen en het gelukte den schipper van de EB 23 (Willem van Triest) de drenkeling te vinden, doch dr. S.P. Gualthérie van Weezel, die toen reeds ter plekke aanwezig was, kon niets meer dan den dood constateren. Jan was op jammerlijke wijze verdronken. Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 24 juni 1936.
Binnen de lijn
Beroering is gewekt onder onze visschers door een nieuw optreden van de zeepolitie tegen Elburgers. Deze politie heeft aanleiding gevonden, weer vier visschers buiten het werk te brengen, wegens overtreding met het palingvissen binnen de lijn. Maar er is heftig protest opgegaan tegen dit optreden, dat ten dele ongegrond wordt genoemd. Voor verweer hebben enkele visschers zich naar Amsterdam begeven. Volgehouden wordt n.l. dat niet bewezen is dat werkelijk alle gevallen overtredingen waren: wel lag men binnen de lijn, maar met de kuil werd niet gevist. Er zijn harde woorden gevallen met beschuldiging van partijdigheid. Verschillende gevallen zijn nog in nader onderzoek. Ten onrechte, meent men, zal tegen enkelen terstond een maand straf worden toegepast. Veertien dagen is de regel bij eerste betrapping. Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 22 juli 1938.
Fel
Aalt Petersen (1909-1996) behoorde in Elburg tot de betere vissers. Bij ruw weer ging hij er vaak als een van de weinigen uit. Alom bekend is dat Petersen 's zondags 's nachts als een van de eersten op zee was. Zelf vatte Petersen het in een interview samen met de woorden: 'Ik was nogal fel'. In zijn drang om veel te vangen bezat Petersen de durf om zo nu en dan binnen de zogenaamde verboden lijn te vissen. Toen hij daarbij eens in het schemerdonker werd betrapt, hoorde hij de waterpolitie uitroepen: 'Oh, ik zie het al. Het is weer de vierenveertig'.
Timmerbeurt
In 1939 vroeg Aalt Petersen krediet aan bij de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet voor de reparatie van de EB 44. Scheepstimmerman Daan Balk stelde in april een begroting op 'voor de som van eenhonderdentwintig gulden'. Nog in hetzelfde jaar werd de EB 44 opgetimmerd. Bron: Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad, Dossier Aalt Petersen, Nr. 2019.
Schade
Op 7 april 1942 rapporteerde de directeur-keurmeester van de visafslag van Elburg, Willem Deetman, de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet het volgende bericht: 'De EB 44, eigenaar Aalt Petersen, is heden ten gevolge van een plotseling opkomende wind en het lage water als gevolg van een aflandige wind, tegen de havenpier gelopen, waardoor de gehele voorplecht ingedeukt werd.' Bron: Dossier Aalt Petersen, Nr. 2019, Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad.
Drenkeling
'Heden 13 juni 1942, verscheen voor mij Ambtenaar van den burgerlijke stand der gemeente Elburg: Petersen, Aalt oud 32 jaren, visser wonende te Elburg die, op grond van eigen wetenschap, verklaarde dat hij op 9 juni dezes jaars, des namiddags te vijf uur, in het IJsselmeer had drijvende gevonden een lijk van een man. Aan de binnenzijde van de jas, die het slachtoffer droeg was een reepje stof bevestigd, waarop de volgende naam vermeld stond: Marland A. en voorts verschillende cijfers en letters. Ander gegevens zijn den aangever niet bekend. Waarvan akte, welke is voorgelezen. A. Petersen.'
Naschrift: Alfred Marland was een zoon van Robert en Mary Alice Marland uit Hutton (Lancashire). Marland maakte deel uit van het 408e squadron (R.C.A.F.). Hij verongelukte op 2 juni 1942 boven het IJsselmeer op 21-jarige leeftijd. Zijn stoffelijke resten liggen begraven op de Algemene Begraafplaats te Amersfoort (Oud Leusen).
Bron: Register der akten van overlijden, 1941-1950, Gemeente Archief Elburg.
Gewond
Bij ruw weer brak de giek van de schuit van den heer A. Petersen, die zich op het IJsselmeer bevond. Petersen kreeg een stuk van de giek op één van zijn benen. Hij werd lelijk gewond, maar gelukkig is het been niet gebroken. Bron: Elburger Courant, 28 augustus 1945.
Ondermaatse paling in beslag genomen
De eigenaar van de EB 44 zag een partij ondermaatse paling naar elders verdwijnen, toen een Visserij-inspecteur een onderzoek bij hem kwam instellen. Hoewel de hoeveelheid paling betrekkelijk gering was, kostte de overtreding hem uiteraard toch een proces-verbaal. De palingen, die nog leefden, werden in de haven uitgezet en met de rest werden de bewoonsters van het Weduwenhofje blij gemaakt. Bron: Elburger Courant, 24-08-1951.