Botter EB68
Op 1 maart 1915 werd het nummer EB 68 op naam van Jacobus (Kobus) Broekhuizen (1889-1975) ingeschreven in het vlootregister. Broekhuizen had in Bunschoten een botter gekocht van Wouter Heek (BU 152). Het geld leende hij van zijn oudste zuster Hendrika van de Wetering-Broekhuizen. Volgens het vlootregister viste Broekhuizen met 'botnetten, spieringnetten, haringnetten, kubben en kuil tussen Harderwijk en Schokland'. Jacob Westerink (Jaap de Saris) en Klaas Jansen (Klaas van Miggel) voeren onder andere enige tijd als knecht op de EB 68. Kobus Broekhuizen had in Elburg de bijnaam 'Kobus de Spierik'. Hij was een zoon van Dirk Broekhuizen (EB 52) en Gerritje Ruijs. Kobus trouwde op 26 augustus 1915 met Hendrikje (Heintje) van Triest (1892-1965), dochter van Aart van Triest (EB 58) en Gerrigje Westerink (1867-1935).
Naar De Zaan
Vanwege de slechte resultaten in de visserij en de naderende droogmaking van de Zuiderzee verliet Kobus Broekhuizen in september 1928 Elburg. Hij vestigde zich met zijn gezin in Zaandam en vond werk bij de tarweverwerkende fabriek Chios. Twee jaar daarvoor was broer Hendrik (1897-1981) al naar De Zaan vertrokken. Hij had de bijnaam 'De Schrale'. Het gezin Broekhuizen kon aanvankelijk moeilijk aarden in De Zaan. Op 12 januari 1929 keerde de familie Broekhuizen per beurtschip terug naar Elburg. Het vroor hard op dat moment en de ijsschotsen beukten tegen het schip. Voor twee gulden per week huurde Kobus Broekhuizen een huisje aan de Smeesteeg van notaris Hoefhamer. Kobus zag in die tijd kans ongeveer vijftien gulden per week naar zijn gezin in Elburg te sturen. Uit een bewaard gebleven document blijkt dat hij zijn gezin regelmatig schreef en ze ook per trein met de Paasdagen in Elburg opzocht. Deze reis kostte zes gulden.
Op de fabriek Chios werkten ook broer Hendrik en de eveneens uit Elburg afkomstige Wiebe Wijnbelt. Op derde Pinksterdag 1929 keerde het gezin Broekhuizen definitief terug naar de Zaanstreek.
Vanaf eind 1928 huurde Kobus' zwager Jan van Triest de EB 68. Van Triest had in 1924 zijn botter (EB 29) door omstandigheden moeten verkopen en ventte vanaf die tijd met vis. Met de EB 68 viste hij drie dagen per week, de andere drie dagen bleef hij vis verkopen.
Jan van Triest
In mei 1930 verkocht Kobus Broekhuizen de botter voor driehonderd gulden aan zijn zwager. De schuit moet volgens overlevering in 1902 zijn gebouwd. In 1935 werd de botter echter wegens slechte staat gesloopt. Vanaf 1932 viste Jan van Triest (1889-1955) met zijn zoon Aart als knecht. Oudste zoon Johannes Lambertus (Bart) volgde een opleiding aan de Zeevaartschool te Schiermonnikoog. De Van Triests werkten hoofdzakelijk met de kuil, maar soms werd er ook wel met het hoekwant gevist. Uit een bewaard gebleven brief blijkt dat Jan en Aart van Triest in het najaar van 1936 'vanwege de minder gunstige resultaten met het kuilvissen' drie keer achtereen een vrachtje kool uit Broekerhaven haalden voor Brand Hoeve en Hendrik Jan van Dragt. Daarmee verdienden ze fl. 17,50 per keer.
Harderwijker botter
In 1935 kocht Jan van Triest in Harderwijk een grotere botter. Het was de HK 129 van Hendrik de Haas (De Duks). De Haas had deze schuit in 1933 gekocht van Marinus Willem Petersen (1874-1940). Laatstgenoemde had de botter in 1929 gekocht van Willem Petersen Azn. Vanwege de lage kop werd dit vaartuig in de volksmond 'De olde Platte' genoemd. De schuit verkeerde bij aankoop in een zodanige staat dat deze eerst bij Balk moest worden opgetimmerd. Uit verhalen is bekend dat in vroegere jaren nog met deze botter op het Alkmaardermeer is gekuild. Jan van Triest heeft slechts kort met deze botter gevist. In 1936 verkocht hij de schuit voor 350 gulden aan Gerrit Jan Visscher en Jacob Boehmer. De botter voer vanaf dat moment onder het nummer EB 53.
Enkhuizer botter
In februari 1936 kocht Jan van Triest een botter uit Enkhuizen. Deze schuit was in 1922 gekocht door Wouter Mons (De Zouten) van Jan Oldenhof uit Vollenhove (VN 6). Hij liet in oktober 1930 een motor in zijn botter bouwen. In het register stond het vaartuig ingeschreven onder de naam 'De twee Zusjes'.
Er zijn sterke aanwijzingen dat deze botter in 1898 is gebouwd op de werf van Kater in Monnickendam in opdracht van de overheid. Het schip was bestemd voor de visserij-inspectie en heeft onder andere vanuit Harderwijk gevaren.
Wouter Mons
Wouter Mons was een geboren Harderwijker. Hij trouwde met een Enkhuizer vrouw. Na zijn huwelijk vestigde Mons zich in Enkhuizen. De botter voer onder het nummer EH 94. Vanwege gezondheidsproblemen moest Mons de visserij in de dertiger jaren beëindigen.
Bijzonderheden
Op het vooronderdeurtje van de botter waren twee krabben (achteruitlopers) geschilderd en daaronder de woorden:
'De dingen lopen wonderlijk'.
Uitzonderlijk aan deze botter was (is) dat de waterlijst achter de mast zat (zit). Van slechts enkele Elburger botters is deze constructie bekend zoals de EB 56, de EB 61 en de EB 68.
Vader en zoon
Jan van Triest viste vele jaren op de EB 68 met zijn zoon Aart. Vanaf omstreeks 1947 tot 1957 viste (half)broer Gerrit Jan samen met Aart van Triest op de botter. De schuit was voorzien van een A-Ford motor. Later is deze motor vervangen door een 6 cylinder Dodge. In april 1951 werd de vergunning van de EB 68 overgeschreven op naam van Aart van Triest (1916-1994). In november 1953 liet Van Triest de botter bij Balk optimmeren. Deze restauratie kostte in totaal fl. 3355,65. Na de dood van zijn vader -in september 1955- werd Aart eigenaar van de botter.
Nieuwe kotter
Vanaf 1956 viste Aart vanuit Harderwijk op het IJsselmeer. In 1961 besloot hij een kotter te laten bouwen op de werf van J. Boomsma te Sneek. Het nieuwe vaartuig kostte zestigduizend gulden. De botter verkocht hij in hetzelfde jaar voor 4250 gulden als pleziervaartuig. De kotter, die officieel geregistreerd stond onder de naam 'Jan', was voorzien van een 88-PK Kromhout dieselmotor. Later werd een nog zwaardere motor in de kotter gebouwd. Met het nieuwe schip viste Aart hoofdzakelijk met de kuil. Een grote klap voor de IJsselmeervissers was het verbod op de kuilvisserij in 1969. Twee jaar later besloot Van Triest de IJsselmeervisserij te beëindigen. De kotter werd in december 1971 verkocht als pleziervaartuig. Aart schafte een kleine ijzeren schouw aan en schakelde over op de fuikenvisserij op de randmeren. Zijn zoon Jan kwam later bij hem aan boord en is momenteel vergunninghouder van de EB 68.
Bedrijfsmiddelen
Op 3 oktober 1933 deed Jan van Triest opgave voor de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet in verband met een tegemoetkoming. De lijst vermeldt de volgende bedrijfsmiddelen:
19 reepjes staande spieringnetten à 3 stuks
8 reepjes staande spieringnetten à 2 stuks
1 botnet
1 botnet zonder bovensim
4 dwarskuilen
10 floddernetten
1 aatje
2 inkels
1 lap kuilgaal (2 perken)
5 klaarzakken
18 spleet hoekwant
23 simmen
12 baken
7 hoekbakken
2 ijsbijlen
1 slede
1 half haartouw
1 fok
1 kabel
1 stel kuiltouwen
1 stel zeilkleden
1 botmand
1 witmand
1 grote kluiffok
2 kleine kluiffokken
1 bezaan
7 beslagstenen
46 pond ijzeren gewichten
1 botter EB 68
Brand op de EB 68
Maandagmiddag zagen omstanders rook opstijgen uit de EB 68, eigenaar A. van Triest. Bij onderzoek bleek, dat in het vooronder brand was uitgebroken. Met emmers water werd het brandje, dat gelukkig op tijd was ontdekt, geblust. Vermoedelijk is vuur uit de kachel gevallen, waardoor de vloer is beginnen te branden. De schade aan de betimmering is vrij groot.
Bron: Elburger Courant - 23-03-1951
Gemerkte edelkarper
Door het Rijksinstituut van visserijonderzoek zijn in april 1951 bij Harderwijk edelkarpers in het IJsselmeer uitgezet. De edelkarpers waren gemerkt met een rood genummerd plaatje, dat door de bovenvin aan een roestvrije draad was bevestigd. De Elburger vissers Van Triest (EB 68) en G. v.d. Heide (EB 4) vingen dezer dagen elk zulk een exemplaar. Nadat deze vissen aan de directeur van de gemeentelijke visafslag, die het Rijksinstituut van Visserijonderzoek van deze vangst op de hoogte zal stellen waren getoond, werden de edelkarpers weer vrijgelaten.
Bron: Elburger Courant - 22-05-1951
Botter EB 68
In 1961 kocht N.J. de Vin uit Slagharen de botter EB 68 voor fl. 4150, = als pleziervaartuig van Aart van Triest. Na vier jaar Kornwerderzand werd Stavoren de thuishaven van de EB 68. De Vin bleef tot 1978 eigenaar van de schuit. Vervolgens was de EB 68 eigendom van J. Nieuwenhout uit Leeuwarden, stiefzoon van De Vin. Vanwege de vele restauratiekosten kreeg de botter de naam 'Duitendief'. In 1981 kocht IJsbrand Dijkstra uit Buitenkaag de botter. Het vaartuig verkeerde op dat moment in niet al te beste staat. In de winters 1982-1983 en 1988-1989 werden twee grote timmerbeurten uitgevoerd op de werf van C.W. Droste te Hoorn. In 1993 was de algehele restauratie voltooid. Momenteel is IJsbrand Dijkstra nog steeds de trotse bezitter van de EB 68. Op het vooronderdeurtje van zijn botter staan de volgende versregels:
Wie vaeren wil
sij onvervaerdt, doch
mijde het ghevaer.