Botter EB43
In het vlootregister van 1886 staat achter het registratienummer EB 43 de naam van Dirk Westerink vermeld. Hij had de bijnaam 'Dirk van Beurssien’. Dirk viste met een botter. Deze schuit voer onder de naam 'Jacob III'.
Oud vissersgeslacht
De familie Westerink behoort tot de oudste vissersgeslachten van Elburg. Op 27 oktober 1754 trouwde Coenraad (Coert) Jansz Westerink, 'jongeman van Oosterwolde', met Weijmpje Dirks van Gelder. In hetzelfde jaar werd Coert lid van het Elburger vissersgilde. Uit het bewaard gebleven 'Gildeboek van het vissersgilde, 1658-1798' blijkt dat Coert en zijn zoon in 1778 met staande netten in de buurt van 'De Nabbert' (ten noorden van Elburg) visten. Coert Westerink stierf op 9 november 1809 op 81-jarige leeftijd. Hij werd vijf dagen later begraven 'in de Sint Nicolaaskerk'. Zoon Dirk Coertsen (1761-1833) en kleinzoon Jacob Dirksz (1806-1865) visten eveneens op de Zuiderzee. Zeven zonen van laatstgenoemde werden later visserman. De oudste van hen was Dirk.
Gezinsomstandigheden
Dirk Westerink werd op 9 september 1835 geboren. Zijn ouders waren Jacob Dirksz Westerink (1806-1865) en Berendina Berends Eeuwhorst (1810-1844). Jacob Dirksz trouwde twee keer. Uit zijn huwelijk met Berendina Berends Eeuwhorst werden vier jongens geboren waarvan er twee jong stierven. Dirk werd schipper op de EB 43, zijn broer Jacob voer op de EB 23. Uit het tweede huwelijk werden zes jongens en een meisje geboren: Wijnand (EB 3), Hendrik (EB 41), Coenraad (EB 45), Gerrit (EB 46 en EB 3) en Jan (EB 7). Jentje trouwde later met Jan Jansen (EB 47). Een jongen -Gerrit- stierf nog voor zijn tweede levensjaar.
Dirk Westerink
Uit een brief, geschreven door burgemeester Bas Backer op 22 juni 1903, blijkt dat Dirk Westerink 'reeds in zijn jeugd uit vissen ging met zijn vader, voornamelijk in de haven'. Toen hij zelf schipper werd, viste hij hoofdzakelijk op de Zuiderzee. Daarnaast pachtte hij van de gemeente Elburg regelmatig de haven.
Dirk trouwde op 2 augustus 1862 met Gerritje, dochter van Jan Zwep (karreman) en Jannetje Kamphuizen. Ze kregen zes kinderen. Zoon Jan stierf op 22 januari 1885 op 20-jarige leeftijd. Hij reed tijdens het schaatsenrijden op de Zuiderzee in een wak en verdronk. Zijn broers Jacob (Jaap van Dirk) en Barend werden later schipper op respectievelijk de EB 38 (later EB 36) en de EB 43. Na het overlijden van zijn vrouw Gerritje, op 13 november 1902, hertrouwde Dirk in 1908 met Geertruida Westerik, weduwe van Steven Hopman (EB 34).
Aanvaring op het Alkmaardermeer
Wanneer de verdiensten in de visserij slecht waren, gebeurde het wel dat de vissers een vrachtje kool haalden uit Warmerhuizen en omgeving. Aan het eind van de 19e eeuw is de botter van Dirk Westerink (1835-1919) op het Alkmaardermeer in aanvaring gekomen met een grote boot. Westerink had bij schemerdonker nagelaten de lichten te ontsteken. De botter werd aan de achterkant geraakt, waarna de schuit zonk. De EB 43 is kort daarna gelicht. Uit overlevering is bekend dat dit ongeval Westerink uiteindelijk veel geld heeft gekost.
Fuikjes
In een interview, opgenomen in 1983, haalde kleinzoon Dirk Westerink Jzn. (1903-1985) enkele herinneringen op over zijn grootvader:
'Opa Dirk viste, toen hij ouder werd, met een punter (EB 12) bij de wal. Bij het riet aan de waterkant had hij fuikjes staan, die hij met de lange laarzen en een aalkorfje op de rug bij langsging. Hij was toen al een eind in de zeventig. Ik moest als schooljongen wel met opa mee naar de graswal om de aalkorf te dragen. Ik weet nog goed dat hij bromde als ze hem aan de fuiken hadden gezeten. Toen hij de directeur van het registratiekantoor daarbij op een morgen betrapte, sloeg hij hem met een dikke stok zo hard op de rug dat deze voorover in het water viel. De man had slechts uit nieuwsgierigheid gekeken of er wat in de fuiken zat, maar zette de stokken nooit goed in de grond terug.'
Dirk Westerink stierf op 23 september 1919 op de leeftijd van 84 jaar.
Barend Westerink
Barend Westerink werd in 1897 schipper op de botter van zijn vader. Vanwege zijn leeftijd ging Dirk vanaf dat moment nauwelijks meer mee naar zee. Hij werd walvisser op een punter (EB 12). Op 1 juni 1903 kocht Barend de schuit van zijn vader. Kort daarop -op 2 november 1903- stierf Barend op de leeftijd van 33 jaar. Barend Westerink was op 7 februari 1895 getrouwd met Johanna (Hanna van Barend), dochter van Nicolaas van Driesten en Tijmentje van Dijk. Ze kregen zes kinderen, waarvan er twee op jonge leeftijd stierven. Na de dood van Barend werd Willem de Beer zetschipper op de EB 43. Jacob Westerink (Jaap de Saris) voer in die tijd als knecht bij De Beer. Vanaf omstreeks 1907 ging Dirk (Dirk van Hanna), oudste zoon van Barend en Hanna Westerink-Van Driesten, mee naar zee op de EB 43.
Frank van Triest
Hanna hertrouwde op 3 december 1908 met vishandelaar Frank van Triest, weduwnaar van Beertje van Driesten. Laatstgenoemde was een zuster van Hanna. Vanaf dat moment stond de botter EB 43 geregistreerd op naam van Frank van Triest.
Botter verkocht
Dirk Westerink viste tot 1921 op de EB 43 van zijn stiefvader. De laatste jaren had hij een Harderwijker knecht aan boord. In 1921 verkocht Frank van Triest de botter aan Nikus Mons (De Beul) uit Harderwijk. De schuit werd ingeschreven onder het nummer HK 6. Dirk Westerink (Dirk van Hanna) verdiende in de twintiger jaren een periode de kost als visventer. Vanaf 1926 was hij schipper op de EB 49.
Willem van Triest
In februari 1922 kocht Willem van Triest voor 2400 gulden een botter in Huizen. Het was de voormalige HZ 62 die eigendom was van Kees van der Poel (De Koeter). Het vaartuig kreeg het vacante nummer EB 43. Kees van der Poel had in 1913 op de werf van Schaap in Huizen voor 2800 gulden een nieuwe botter laten maken. Hij viste slechts negen jaar met zijn nieuwe schuit. Na de Eerste Wereldoorlog verslechterden de bedrijfsresultaten in de visserij. De plannen tot droogmaking van de Zuiderzee en de gunstige omstandigheden in het Gooi om afvloeiende vissers werk te bieden waren er de oorzaak van dat de vloot in Huizen in de twintiger jaren snel in omvang afnam. Kees van der Poel was een van de vele Huizer vissers die zijn schuit in die tijd verkocht.
Koopschuit
Uit overlevering is bekend dat Willem van Triest in gezelschap van Gerrit Jan Visscher (De olde Lot) de botter uit Huizen heeft opgehaald. Op weg naar Elburg begon het plotseling te vriezen waardoor ze genoodzaakt waren de haven van Harderwijk binnen te lopen. Pas enkele dagen later kon de reis worden vervolgd. Willem van Triest voer in de twintiger jaren als koopschuit voor zijn broer Aart, die vishandelaar was. Jan Klaassen en Andries Mons waren in die tijd achtereenvolgens knecht op de EB 43. De koopschuit kocht met name haring en bot van de vissers op zee. Zo nu en dan haalde Willem een vrachtje kool uit Broekerhaven voor groentehandelaar Hendrik Binnekamp. Daarnaast werd er met de EB 43 gekuild.
Aart van Triest
In november 1928 kocht Aart van Triest (1891-1982) de EB 43 van zijn broer. Willem werd zetschipper op de botter. Een maand later werd de schuit door C. Hooghiemstra uit Epe voorzien van een motor. Na de afsluiting van de Zuiderzee verdwenen onder andere de haring en de bot. De functie van de koopschuiten verviel daardoor grotendeels. Voor vijfhonderd gulden kocht Willem van Triest de botter terug van zijn broer.
Vishandel
Aart van Triest is in zijn jonge jaren visserman geweest. Vanaf zijn twaalfde jaar voer hij als knechtje bij zijn vader op de EB 9. Omstreeks 1910 was hij nog een jaar knecht bij Dirk Visscher op de EB 28. In 1913 begon Aart met een kruiwagen te venten met vis. Zijn klantenkring zat voornamelijk in Nunspeet en Doornspijk. Korte tijd later ventte Van Triest met behulp van een transportfiets. In 1919 kocht hij voor fl. 2060, = een pand aan de Havenkade van de erven Ph. van de Kamp. In deze stal begon hij op grotere schaal een vishandel. In 1937 liet Van Triest achter de werfschuur van Balk een rokerij bouwen.
Ruilen
In maart 1934 besloten de broers Jacob en Willem van Triest de botters met elkaar te ruilen. Omdat de schuit van Willem groter was, moest Jacob elfhonderd gulden toegeven. Willem werd schipper op de EB 23, terwijl Jacob het nummer EB 43 kreeg. Daar de motor van de EB 43 nogal eens haperde, liet Jacob in 1938 door de firma Zoet een nieuwe 4 cylinder 20-PK Buick-motor in zijn schuit zetten. In hetzelfde jaar kwam Herman (geb. 1924) als zogenaamde derde man bij zijn vader aan boord. Lub Broekhuizen was in dat jaar 'grote knecht' op de EB 43.
Knechten
In de loop der jaren hebben verschillende knechten bij Jacob van Triest (Jaap Knor) gevaren. De langste periode is Aalt Petersen (Aalt van Mietjen) aan boord bij Van Triest geweest. Andere knechten waren: Jacob ten Hoope, Brand Ruijs, Jan Klaassen, Johan van Doorm, Arend Bijsterbosch en Lub Broekhuizen.
Omschakeling
De EB 43 werd in de loop der jaren een aantal keren flink onder handen genomen op de scheepswerven van Balk in Elburg en Oost in Harderwijk. Voor Van Triest vormde de kuilvisserij het hoofdbedrijf. Daarnaast viste de EB 43 in span met de snoekbaarsdrijfnetten. Nadat Elburg in 1956 werd afgesloten van het open water besloten Jacob en Herman van Triest de visserij voort te zetten vanuit Harderwijk. Steeds meer vissers gingen in deze periode over tot de aanschaf van een stalen kotter. Omstreeks 1960 besloot Herman van Triest deze stap ook te zetten. De botter verkocht hij in 1961 voor zesduizend gulden als pleziervaartuig 'aan een groepje studenten'. Het vaartuig kreeg Volendam als thuishaven. Jacob van Triest beëindigde in die periode vanwege zijn gevorderde leeftijd de visserij. Hij stierf op 13 maart 1970 op 80-jarige leeftijd.
Gooier botters
Indirect hebben de Huizer scheepswerven een belangrijk aandeel geleverd in de opbouw van de Zuiderzeevloot na de Eerste Wereldoorlog. Bouwden zij voor die tijd al tamelijk veel schepen voor vreemde vissers, na het inkrimpen van de eigen vloot nam het aantal Gooier botters in andere Zuiderzeeplaatsen behoorlijk toe. De in de jaren twintig tweedehands verkochte schuiten waren in het algemeen nog tamelijk jong en verkeerden in goede staat. Gooier botters vormden langs de Zuiderzeekust een begrip en stonden bekend om hun degelijkheid omdat ze nogal 'zwaar' werden gebouwd. In de regel hadden ze een forse, brede kop.
Kleine visakte
Op 29 juni 1878 schreef burgemeester Gregory een briefje aan de Gelderse Commissaris der Koningin met de volgende inhoud:
'Hiernevens heb ik de eer U Excellentie in te zenden ene aanvrage voor ene kleine visakte met fuiken ten name van Dirk Westerink te Elburg met beleefd verzoek dezelve wel te willen doen uitreiken.'
Bron: Register van uitgegane brieven, 1813-1912
Archiefnummer 072
Gemeente Archief Elburg
Openbare verkoping
(Advertentie)
De notaris Mr. H.A. Hoefhamer te Elburg is voornemens op donderdag 24 april e.k. bij inzet en de 8e d.a.v. bij toeslag 's middags 12 uur in het logement 'De Haas' te Elburg te verkopen:
(...)
Voor de Wed. Jacob Dirksz Westerink
Een visschuit met bijbehoren, liggende in de haven te Elburg.
Nader te informeren bij genoemde notaris.
Bron: Over-Veluws Weekblad - 19 april 1884
Naschrift:
Op 8 mei 1884 verkocht notaris Hoefhamer in opdracht van Trijntje Westerink-Dodevisch (1820-1894) 'een vischschuit, liggende in de haven te Elburg, met zeil en treil, staand en lopend want, zonder netten' voor de somma van 210 gulden aan scheepstimmerman Hendrik Roelof Balk Hartgerszoon.
Tragische gebeurtenis
Elburg, 22 januari 1885. Het ijsvermaak heeft ook hier, als helaas op zoo vele plaatsen, zijne offers gevraagd. Een drietal jonge mensen, kloeke flinke jongens, waren heden op zee aan het rijden. Zoals het maar al te dikwijls gaat, men is nooit ver genoeg; al doorrijdende kwamen zij op ijs van één nacht. Het brak onder hun voeten weg en allen zonken naar de diepte. Weldra weder bovengekomen, deed hun hulpgeroep anderen toesnellen, die echter de ongelukkigen niet genoegzaam konden naderen, wegens de broosheid van het ijs. Aan één drenkeling gelukt het ene hem toegestoken sliet te grijpen en zich daaraan op te werken. Doordat hij niet zwaar gekleed was wist men hem op het ijs te krijgen. De beide anderen echter waren ondanks alle aangewende pogingen niet te redden. Door koude bevangen konden zij niet vasthouden, weldra verloren zij het bewustzijn en zonken naar de diepte weg. De geredde werd in bewustelozen toestand naar huis gebracht. Men heeft alle hoop hem te behouden. De namen der verdronkenen zijn Wijnand Hulst, oud 17 jaar en Jan Westerink, oud 19 jaar. De geredde is Dries Smit. De lijken zijn hedenmiddag met behulp van een boot uit het water opgehaald en naar de woning der bedroefde ouders gebracht.
Bron: Over-Veluws Weekblad - 24 januari 1885
Naschrift: Wijnand Hulst was een zoon van Jan Hulst (koopman) en Heintje Weijenberg.
Jan Westerink was een zoon van Dirk Westerink (tot 1897 schipper van de EB 43) en Gerritje Zwep.
Jan Olofsen
Jan Olofsen werd op 31 augustus 1871 geboren te Harderwijk. Zijn ouders waren Hendrik Olofsen en Niesje Fredriksen. Jan Olofsen trouwde met Antje Jansen, dochter van Klaas Jansen en Margarita Vermeer. Jan was omstreeks de eeuwwisseling knecht bij Barend Westerink op de EB 43. In 1908 was hij zetschipper op de ijzeren botter HK 69 van de gebroeders Den Herder uit Harderwijk. Op 13 maart 1908 is Jan tijdens een tocht van Urk naar Huizen over boord geslagen en verdronken.
In het Over-Veluws Weekblad stond kort daarna onder andere het volgende:
'Terwijl de knecht even in het vooronder bezig was, voor de koffie te zorgen, is Olofsen aan 't roer staande te water geraakt. Wat daarvan de oorzaak is, kan men niet gissen. De knecht streek schielijk de zeilen, wendde de botter, maar 't was helaas te laat; redding kon niet meer worden verleend.
Vrijdagmorgen ontvingen de gebroeders Den Herder telefonisch bericht van het droeve ongeluk.
Jan Olofsen stond bekend als een oppassend man, als een ijverig huisvader en voer meermalen mee voor de reders der Noordzee.'
Het lichaam van Jan Olofsen werd op 20 april 1908 aan de wal gebracht. In het Over-Veluws Weekblad van 22 april 1908 stond hieromtrent het volgende artikeltje:
'Het lijk van den op 13 maart j.l. verdronken Jan Olofsen is maandagmorgen in de vroegte drijvende gevonden bezuiden de Knaar. Een Bunschoter visser A. Koelewijn heeft het lijk dienzelfden morgen hier aangebracht. Dr. Kerssen verrichtte de schouw. De identiteit kon voldoende worden vastgesteld. Dinsdagmiddag is het stoffelijk overschot ter aarde besteld.'
Naast zijn vrouw liet Jan Olofsen zes kinderen na, van wie de oudste pas veertien jaar oud was.
Deze oudste zoon Hendrik was vlak na de Eerste Wereldoorlog enige tijd knecht bij Steven Hopman op de EB 34. Hij trouwde op 27 juni 1918 te Elburg met Jannetje van Aperlo.
Veroordeling
Op een zitting van het kantongerecht te Harderwijk op 25 juli 1922 werd Willem van Triest (EB 43) veroordeeld tot zeven gulden boete of zeven dagen hechtenis, omdat hij 'zich des avonds zonder licht op zijn schuit op de Zuiderzee bevond'.
Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken - 2 augustus 1922
Bedrijfsmiddelen
In december 1932 inventariseerde de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet de bedrijfsmiddelen van Aart van Triest in verband met een eventuele tegemoetkoming. De lijst bevatte de volgende 'goederen':
1 botter gemerkt EB 43, gebouwd in Huizen in 1913
2 zeilen
2 fokken
1 kluiffok
2 kleine kluiffokken
2 kuilen
1 kabel
1 haartouw en vallen en verder toebehoren
4000 haringspeten
2 haringbakken
4 kookpotten voor garnalen
4 bladen
3 kuipen
1 handkar
2 aalkaren
1 garnalenzeef
2 rekken
Timmerbeurten
In maart 1951 werd de EB 43 op de werf van Balk onder handen genomen. In het werfboek van de familie Balk staat hierover het volgende genoteerd:
'de botter gewerfd f 17,00
een nieuwe achterstuis f 60,00
een 1½ dms. eiken achterboegsel f 58,00
een hout op de deken f 20,00
een kop op een hout f 5,00
een nieuwe giek f 45,00
een kruisklamp f 1,25
werk en pek en draadnagels f 5,50
bruine teer f 3,00
arbeidsloon f 115,50
----------- +
Totaal f 330,25'
In 1953 werd in het voor- en najaar opnieuw reparaties aan de EB 43 verricht. In de periode 12 tot 25 september huurde Jacob de botter EB 33 van Balk. Afspraak was dat de werfbaas voor tien procent van de besomming 'meeviste'. Nadat de botter gereed was ontving Balk fl. 63,50 van Jacob van Triest.
Pleziervaartuig
In de zestiger jaren kocht dr. F.J.Th. Wackers uit Amsterdam de botter EB 43. De heer Wackers was in de periode 1971-1974 voorzitter van de Vereniging Botterbehoud. Door zijn vertrek naar het buitenland werd vanaf 1976 T van der Stap als contactpersoon van de EB 43 in de schepenlijst van de Vereniging Botterbehoud opgenomen. Vanaf 1984 lag de EB 43 nabij de werf van de familie Balk. Een slepend meningsverschil tussen de werfbaas en de eigenaar leek als grootste verliezer de voormalige Elburger botter op te leveren. De schuit lag op het droge weg te kwijnen. Dat ging de Stichting tot Behoud van Elburger botters te ver. Met een gericht plan, ondersteund door een forse financiële bijdrage van Biohorma B.V., werd de botter aangekocht en vervolgens grondig gerestaureerd op de werf van Nieuwboer te Spakenburg. Op 3 mei 1991 werd de EB 43 in het bijzijn van een groot aantal genodigden opnieuw te water gelaten. Onder de aanwezigen was ook voormalig visserman Herman van Triest, die in de periode 1938-1961 op deze botter had gevaren.
Op het vooronderdeurtje van de EB 43 is in 1991 door Bertus Pruis het volgende versje aangebracht:
Gespaard.
Broodnodig gekomen, om met de burger te gaan,
terug gekomen en zowat vergaan.
Gegaan om te komen, en nu kan 'ie gaan.
De schilder 11-04-'34.