Botter EB25

In het vlootregister van 1886 staat bij het nummer EB 25 de naam van Hannes Broekhuizen vermeld. Hij had in Elburg de bijnamen 'De Rotte' en 'Hannes van Oort'. Uit de 'lijst van schippers' (1870) kunnen we afleiden dat Hannes Broekhuizen in 1870 reeds eigenaar was van een vissersvaartuig. 

Uit het werfboek van scheepstimmerman Schepman uit Kampen blijkt dat Hannes Broekhuizen op 29 oktober 1887 opdracht gaf tot het bouwen van een bons 'voor een bedrag van 825 gulden toe op zijn heden bevaren schuitje'. In februari 1888 werd de nieuwe bons afgeleverd. Broekhuizen betaalde 575 gulden contant. Pas in 1907 was het vaartuig helemaal voldaan.

Hannes Broekhuizen

Broekhuizen viste tot het jaar 1918 met zijn schuitje 'met de kuil, spieringnetten, botnetten en aalkubben tusschen Harderwijk en Schokland'. In 1918 werd de vergunning van vader Broekhuizen overgeschreven op naam van zijn zoon Hannes (Hannes de Rotte). Laatstgenoemde emigreerde in 1920 echter naar de Verenigde Staten van Amerika. Broekhuizen verkocht de bons aan Harmen Hulst die het vaartuig enkele maanden later doorverkocht aan Jochem van den Berg uit Genemuiden (GM 12). Deze verkocht het bonsje in 1924 aan Chr. IJspeert te Vollenhove (VN 18).

Aart van Triest

Het vacante nummer EB 25 kwam vervolgens in 1921 in handen van Aart van Triest. Hij was korte tijd eigenaar van een van Albert Hendrik Diender gekochte botter (KP 148) uit Kampen. Deze schuit werd vervolgens nog in hetzelfde jaar doorverkocht aan Steven Koelewijn uit Spakenburg (BU 172).

Aart Broekhuizen

In november 1921 werd een nieuwe punter ingeschreven op naam van Aart Broekhuizen, die bij de tram werkzaam was. Op gezette tijden viste hij met hoekwant, botnetjes en spieringnetten nabij de kustlijn.

Siemen Goosensen

In de twintiger jaren viste Siemen Goosensen (1892-1984) regelmatig met de punter van zijn neef Aart Broekhuizen. Siemen was een zoon van Hendrik Goosensen (EB 42) en Grietje Broekhuizen. Hij trouwde op 27 december 1918 met Helena Hollander, dochter van Gerrit Hollander (vrachtrijder) en Hendrikje van Wezep. Siemen werkte in de jaren twintig als knecht bij de firma G. van der Heide. In die jaren was hij schipper op de koopschuit van zijn oom.

In 1929 besloot Siemen Goosensen de punter van Broekhuizen te kopen en voor zichzelf te beginnen 'met netjes van een ieder wat.' Het eerste schot leverde 67 botjes op. De vangst werd met een kruiwagen 'in de stad' uitgevent.

Beperkte middelen

Goosensen viste veelal benoorden Elburg, in de buurt van 'Het Hecht' en 'De Nabbert' met botnetjes en een paar spleten hoekwant.
Een bewaard gebleven inventarislijst uit 1932 toont aan dat Goosensen met beperkte middelen zijn bedrijfje moest uitoefenen: 
24 perkjes zijdennetten
13 perkjes staande spieringnetten
8 spleet hoekwant
1 kuil
1 klaarzak
touwwerk
Met hard werken en veel tegenslag moest Goosensen in die tijd de kost verdienen. In 1932 werd zijn brutobesomming vastgesteld op fl. 816,20. Het snoepwinkeltje, gevestigd in een zijvertrek van zijn huisje aan de Bloemstraat, werd ingeschat op een verdienste van fl. 1,50 per week.

Bolletje

In 1934 kocht Siemen Goosensen voor 175 gulden een zogenaamd Vollenhoofs bolletje. Het was de voormalige VN 36 van Anthonie Jongman (1860-1936). Deze had in Vollenhove de bijnaam 'Snoevertien'. Het bolletje was in 1916 gebouwd op de werf van Kroese te Vollenhove. Met dit scheepje viste Goosensen voornamelijk als walvisser. Nadat echter in 1935 zoon Henk (geb. 1921) aan boord kwam, ontstond geleidelijk de gedachte om uit te kijken naar een grotere schuit. Uiteindelijk werd de knoop doorgehakt. Het bolletje werd in januari 1938 voor zestig gulden verkocht aan Goossen van Ommen (EB 22). 

Botter 

In augustus 1937 kocht Siemen Goosensen de HK 38 van Willem Petersen Czn. (De Brotte) uit Harderwijk. De botter (inclusief twee kuilnetten) kostte 270 gulden. Er lagen op dat moment drie botters te koop in de Harderwijker haven. Goosensen koos uiteindelijk de kleinste van het drietal, omdat hij gewend was met een kleiner scheepje te vissen. Het was overigens toen al een oud vaartuig.
Siemen liet enige tijd later een 15 PK T-Ford motor in de botter bouwen. Naderhand werd deze vervangen door een 4 cilinder Chevrolet-motor.
Goosensen viste hoofzakelijk met 'hoekwant, kuil, spieringnetten en staande netten (snoekbaarsnetten)'. 
In 1948 liet hij zijn botter grondig optimmeren. De schuit verdween tijdelijk uit de vaart. Goosensen kocht in november 1948 de EB 5 van Henk aan 't Goor (Henk van Vonnes). Deze botter verkocht hij in maart 1949 door aan Gerrit Visscher te Kampen (KP 98).
Inmiddels was de voormalige Harderwijker botter helemaal vertimmerd. In verband met de inpoldering van Oostelijk-Flevoland beëindigde Siemen Goosensen de visserij in 1956. 

Pleziervaartuig

Op 17 mei 1956 verkocht Goosensen de botter aan J.A.F. Backer te Breukelen als pleziervaartuig. 
Nog steeds staat de EB 25 op de zogenaamde 'schepenlijst' van de Vereniging Botterbehoud. Het vaartuig maakt deel uit van de 'Stichting EB 25' te Edam. 

Verzoek

Op 15 maart 1888 ontving het College van B. en W. van Elburg een briefje van Hannes Broekhuizen waarin hij verzocht om het 'haven- en vuurgeld' niet te verhogen omdat hij een nieuwe schuit had gekregen, die groter was dan de vorige. De letterlijke inhoud van de brief luidt:

'Edel Achtbare Heeren,
Het is twee jaren geleden toen hebt ik mijn tot uw Achtbare Heeren gewend dat ik een heffing van haven en vuurgeld had van 8 gulden en toen heb ik op mijn verzoek van uw Edel Heeren vermindering gekregen tot drie gulden en daar ik uw Achtbare Heeren vriendelijk dank voor betuig maar nu hebt ik een nieuw schuitje gekregen dat twee of drie ton groter is en vind dat het nu mijn plicht is om mijn weer tot uw Edel Heeren te wenden of ik in die heffing van 3 gulden kan blijven maar kan dat niet of ik dan een heffing van vier of vijf gulden kan krijgen want dan betaal ik nog net zoo veel dunkt mijn als die grootste schuiten 8 of 10 maar mag ik op drie gulden blijven het zou mijn zeer aangenaam wezen om reden dat de visscherij ook al niet voordelig gaat tegenwoordig dus ik hoop een gunstig bericht van uw Edel Heeren te ontvangen.

Uw dienaar,
H. Broekhuizen Azn.'

Bron: Ingekomen stukken, 1888
Gemeente Archief Elburg

Geringe verdienste

In de dertiger jaren was er veel armoe en onzekerheid. De verdiensten in de visserij vielen tegen en de zee werd afgesloten. Hoe nijpend de situatie was blijkt wel uit een door Goosensen geschreven brief aan de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet van 15 augustus 1932:

'Ik heb een geldelijke tegemoetkoming van 7 gulden per week. Ik verzoek u dit bedrag te verhogen daar mijn gezin uit zes personen bestaat en ik niet kan voorzien in mijn behoeften daar ik geen cent kan verdienen bij de kust, het water wordt zoo vuil, zodat ik verleden week in een gehele week 13 pond bot ving en nu al drie dagen stil in de haven moet liggen, daar er geen kans bestaat er nog één gulden bij te verdienen. Geachte Commissie indien het mogelijk was dat ik half kans zag om mijn eigen kost te verdienen, zou ik heus niet bij u aankloppen, daar ik graag voor mijn brood wil werken.'

W.g. Siemen Goosensen  
Bloemstraat 19 
Elburg.  EB 25

P.S. In november 1932 kortte de Rijksdienst de uitkering echter met twee gulden per week in verband met 'een winkeltje waar gerookte vis en verdere aanverwante artikelen wordt verkocht.'

Bron: Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland
Dossier 3899
Lelystad 

Scheepswerf

In de 'werfboeken' van de familie Balk staat onder andere over het bolletje van Siemen Goosensen het volgende:
'1 mei 1935
Hellingen met het schuitje               2,50
2/3 plaatijzer met vilt                       2,30
2 pond Bombee nagels                   0,36
½ bos werk en 1 pond pek             1,05
Arbeidsloon                                    8,25
Een startklamp met 20 spijkers      0,40
28 aug.
Beugel in de steven gemaakt        0,50 +
                                                     -------
                                      Totaal    15,36'

Bron: Werfboeken familie Balk 1935

Snoekbaars

Het heeft de aandacht getrokken, dat sinds enkele weken veel snoekbaars in het IJsselmeer wordt gevangen, waarvoor momenteel ook gemakkelijk afzetgebied wordt gevonden. Ondertussen verkeren de visschers nog in twijfel of het hier geldt slechts een tijdelijke grote voorraad in het IJsselmeer, of dat de vis zich meer blijvend ontwikkelt. Er zijn verschillende gevallen mooie vangsten gedaan, maar men acht het verschijnsel te onzeker, om er conclusies uit te trekken. Een paar weken vissen zal in dezen meer vastheid brengen voor een opinie. Voorlopig is de snoekbaars naast de paling een gewaardeerd voordeel.

Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken - 29 september 1939

Nog gered

Terwijl vader en zoon G. (Goossensen) bezig waren met viswerkzaamheden op hun vissersschuit op het IJsselmeer, had de zoon staande vóór op de schuit, het ongeluk over boord te slaan. Hij zonk terstond diep weg. De schuit had een vrij snelle gang en vloog over den jongeman heen, gelukkig zonder hem te schaden. Toen de schuit gepasseerd was, zag de vader, die achter op de schuit stond, in het water de benen van zijn zoon omhoog steken. Met een haak gelukte het hem, om den jongen in zijn dikke trui te grijpen en op te trekken. De drenkeling slaagde er daarna in om weer aan boord te klauteren. Hij bekwam langzaam van de schrik, toen hij de schuit weer enige tijd onder zich voelde.

Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken - 16 mei 1940 

Zeilwerk

EB 25   S. Goossensen  Elburg
Nieuw bezaan
Vlasdoek no. 12 - 13,5 m.
Touw 2,5 kilo
Garen, kousjes            fl.    86,50

Bron: Zeilmakersboeken N.A. Bouwen - Augustus 1946 

Aanvaring op zee

Maandag deed zich een eigenaardig ongeval voor op zee. Terwijl de vissers D. B. en H. G. aan het vissen waren, gebeurde het plotseling dat de vissersschuit van H. G. recht op de schuit van B. aankwam. Een aanvaring was niet te voorkomen en de schuit van B. werd zodanig geramd, dat verder vissen onmogelijk was. In allerijl werd naar de haven gevaren om de opgelopen averij op de scheepshelling te laten herstellen. Er is in zee anders toch ruimte genoeg?

Bron: Elburger Courant - 07-01-1949

P.S. Navraag leverde op dat het hier ging om Dirk Broekhuizen (EB 52) en Henk Goossensen (EB 25). Vader Siemen Goossensen kon door omstandigheden die bewuste dag niet naar zee.