Botter EB15
In de vlootregisters van 1887 en 1888 staat bij het nummer EB 15 de naam A.H. Feith genoteerd. Hij bezat op dat moment een bons. Albertus Hendrik Feith werd geboren op 31 december 1862 te Elburg. Hij was gehuwd met Johanna Bokhorst en woonde 'in het Oosterkwartier 17'. In het bevolkingsregister van Elburg staan twee beroepen vermeld: 'visscher' en 'vischventer'. Albertus Hendrik Feith verliet Elburg op 1 oktober 1901 en vestigde zich in Kampen.
Jan Hulst
In de jaren 1889-1890 stond het nummer EB 15 op naam van Jan Hulst A.Jzn. Jan was een zoon van Arend Jan Hulst en Aleida Catharina Vonke. Hij werd geboren op 17 november 1841 en was getrouwd met Heintje Weijenberg. In het Bevolkingsregister van Elburg staat dat Hulst 'karman', 'koopman' en 'vischhandelaar' is geweest. Vermoedelijk heeft hij een zetschipper op zijn schuit laten varen. Jan Hulst stierf op 7 december 1925 op de leeftijd van 84 jaar.
Willem Heerdink
Uit een briefje, geschreven in het 'Register van uitgegane brieven, 1813-1912' van het gemeentebestuur van Elburg, kunnen we opmaken dat het nummer EB 15 in oktober 1891 toebehoorde aan Willem Heerdink. De 'visschuit' wordt aangemerkt als een botter en voor de berekening van 'het haven-, vuur- en kadegeld' wordt de inhoud van het vaartuig vastgesteld op 21 kubieke meter. Bekend is dat Willem de Beer in 1892 als zetschipper op Heerdinks botter voer.
Willem Heerdink werd op 20 oktober 1852 geboren te Oldebroek. Zijn ouders waren Eijbert Heerdink en Gerritje Brommer. Na zijn huwelijk met Hendrika Wilhelma Blaauw (1861-1946) vestigde hij zich in oktober 1885 in Elburg. In het Bevolkingsregister van Elburg staat achter zijn naam het beroep van bakker vermeld. Maar Heerdink werd ook wel als makelaar aangeduid. In maart 1899 vertrok het gezin Heerdink naar Apeldoorn. Willem Heerdink stierf op 5 september 1929 te Apeldoorn.
Klaas Labots
In de jaren 1892-1895 staat in de vlootlijsten de naam van Klaas Labots Wzn. (1859-1900) vermeld bij het nummer EB 15. Labots was 'logementhouder/tapper'. Hij kwam oorspronkelijk uit Doornspijk en was getrouwd met Oetje Blaauw. Blijkbaar heeft Labots de botter overgenomen van Willem Heerdink.
Wiebe Wijnbelt
In 1896 kocht Wiebe Wijnbelt (1870-1933) de botter van Klaas Labots. Met deze schuit viste Wijnbelt tot 1903 onder het nummer EB 15. Zeer waarschijnlijk is de schuit in laatstgenoemd jaar naar elders verkocht. In 1903 kocht Wiebe de botter van zijn vroegere 'baas' Jan Vlieger (EB 19).
Piet Hopman
In oktober 1903 gaf Piet Hopman werfbaas Schepman uit Kampen de opdracht 'te maken en te leveren een nieuwe botter ter grote als die van zijn broer Jan voor de somma van éénduizend zevenhonderdvijftig gulden'. Uit het werfboek blijkt dat de nieuwe botter op 18 februari 1904 werd afgeleverd. Piet Hopman betaalde 900 gulden contant. Uiteindelijk was de schuit in 1918 'geheel voldaan'. De botter werd geregistreerd onder het nummer EB 15.
Ondernemende visserman
Piet Hopman (1879-1918) stond in Elburg bekend als een ondernemende visserman. Naast een grote beug kubben beschikte Hopman over haring- en ansjovisreepnetten. De haring- en ansjovisnetten werden in de regel in de omgeving van Urk geschoten. Meerdere keren heeft Hopman met de reepnetten goede vangsten gedaan. In Elburg waren slechts vijf vissers die in die tijd over een beug reepnetten beschikten: Reijer Vos (EB 2), Jan Hopman (EB 4), Piet Hopman (EB 15), Dirk Visscher (EB 28) èn Barend en Jan van Doorm (EB 33).
Spaanse griep
Piet Hopman stierf op 10 november 1918 ten gevolge van de Spaanse griep. Hij werd slechts 39 jaar oud. Zijn vrouw Hanna Hopman-Pruis bleef achter met een groot gezin. In 1919 visten Jacob Westerink en Lammert Leusink gezamenlijk als zetschippers op de EB 15. Het jaar daarop kocht Westerink de botter 'inclusief het viswant' voor 2300 gulden van de weduwe Hopman. Kort daarop verkocht Jacob Westerink (EB 51) de schuit voor hetzelfde bedrag aan Pieter Homan uit Hoorn. De botter kreeg het nummer HN 11.
Gerrit Hobbelink
Op 15 april 1920 kreeg Gerrit Hobbelink het vacante nummer EB 15 toegewezen. Gerrit Hobbelink werd op 22 augustus 1867 geboren als zoon van Albert Hobbelink en Rijkje Prins. Hij was gehuwd met Cornelia van den Berg. Vanuit de Goorsluis viste Hobbelink met een punter 'met staande botnetjes en hoekwant'. De punter was afkomstig van Jacobus Johannes Drenth uit Kampen (KP 65). Uit het vlootregister blijkt dat deze punter tot 1919 voer onder het nummer KP 116. In februari 1923 werd de punter in het register doorgehaald en kort daarop wegens slechte staat gesloopt. Gerrit Hobbelink vertrok in augustus 1928 naar Amsterdam.
Peter van der Heide
In maart 1923 kocht Peter van der Heide (1895-1966) in Harderwijk voor 2200 gulden een botter van de weduwe Louw. Het was de voormalige HK 13 waarmee Barend Louw vele jaren had gevist. Uit overlevering is bekend dat deze botter in 1904 was gebouwd. Zeer waarschijnlijk is de schuit gebouwd in Monnickendam. Van der Heide kreeg het vacante nummer EB 15 toegewezen.
Peter van der Heide werd op 21 februari 1895 geboren. Zijn ouders waren Gerard van der Heide en Maria Hendrika Nagelhoud. Vanaf zijn twaalfde jaar ging Peter definitief mee naar zee. Hij was onder andere knecht bij Hannes Broekhuizen (EB 64), Jan Hopman (EB 4) en Reijer Vos (EB 2).
Tot omstreeks de afsluiting van de Zuiderzee viste Van der Heide met 'vreemde' knechten. Toon de Gunst was geruime tijd knecht op de EB 15. Vervolgens kwam zoon Gerard (De Kodde) bij zijn vader aan boord. In de dertiger jaren werd een 15-PK T-Ford-motor in de EB 15 gebouwd. Jaren later werd deze vervangen door een A-Fordmotor.
Mobilisatie
In augustus 1939 moest Gerard van der Heide opkomen voor militaire dienst in verband met de mobilisatie. Vader Peter kon vanaf dat moment geen geschikte knecht vinden. Na een korte periode met zijn oude vader gevist te hebben, combineerde Peter van der Heide vanaf oktober de visserij met Aalt Petersen. De EB 44 werd tijdelijk opgelegd. Peter viste veelal in span met zijn jongere broer Gerard (EB 18).
Kubbenvisserij
Net als enkele andere Elburger vissers hervatte Peter van der Heide omstreeks 1939 de kubbenvisserij. Nadat deze visserij in de twintiger jaren niet meer rendabel bleek, herleefde die visserij in de oorlog een korte periode. In het voorjaar van 1939 maakte Daan Balk voor vijf gulden twee span riemen voor de kubbeboot. Daarnaast leverde hij Peter van der Heide zeventig kubbestoppen voor fl. 3,50. Van der Heide viste daarnaast hoofdzakelijk met de dwarskuil en de snoekbaarsdrijfnetten.
Investeringen
Peter van der Heide liet zijn botter twee keer flink onder handen nemen op de werf van Balk. In juni 1943 ging de EB 15 op de helling. Veel werd aan de botter vernieuwd. Uiteindelijk kostte deze timmerbeurt fl. 2110,90.
Vanaf 19 juni 1951 tot 18 augustus 1951 lag de botter opnieuw bij Balk op de scheepshelling. Deze keer investeerde Peter van der Heide voor fl. 2321,25 in zijn schuit.
Pleziervaartuig
Peter van der Heide viste door tot 1957. Het reizen met de bus naar de thuishaven Harderwijk beviel Van der Heide echter niet. In juni 1958 verkocht hij zijn botter aan C. van den Broek uit Baarn als pleziervaartuig. Na 'een werkzaam leven' stierf Peter van der Heide op 22 oktober 1966 op 71-jarige leeftijd.
De schuit ging in de loop der jaren over in diverse handen. De huidige eigenaar is George van der Lee. Hij kocht de botter van de heer Keizer uit Amsterdam. De EB 15 vaart inmiddels al vele jaren onder de naam 'Dolle Dries'. De thuishaven van de voormalige Elburger botter is Muiden.
Proces-verbaal
Op 10 oktober 1913 kregen Dirk Visscher Fzn. (EB 28), Piet Hopman (EB 15) en Steven Hopman (EB 34) een proces-verbaal van havenmeester G.W. Zwart 'wegens 't aanleggen aan de kade alhier zonder 't kluivershout van hunne schuiten te hebben binnengehaald, 's morgens half zeven ongeveer.'
Bron: Register van opgemaakte en verzonden processen-verbaal 1909-1914. Gemeente Archief Elburg
Rood krijt
Wanneer de nood groot was, waren er altijd wel mensen die iemand voort wilden helpen. Daarover wist Jan Hopman Pzn. mee te praten. In een vraaggesprek, opgenomen in 1987, haalde hij vele herinneringen uit het verleden op. Een ontroerend fragment uit dat gesprek: 'Moeder heeft me meerdere keren verteld dat vader in 1917 goed had verdiend met de ansjovisreepnetten. Jan Hopman, een broer van vader, beoefende deze visserij ook. Vader had vijf jaar lang gespaard om zo'n dure beug en een vlet te kunnen kopen. Dat kostte in die dagen 1100 gulden.
Toen vader met die nieuwe beug netten op een zondagnacht naar zee ging, volgde er 's maandags een zware storm. De hele beug werd verspeeld. Ze hebben nog de hele week gezocht, maar tevergeefs. Vrijdags kwam vader thuis, zo wit als een laken waarop hij vertelde wat er was gebeurd. Toen Hendrik Karssen, een broeder van de Vergadering van Gelovigen, op de hoogte kwam van wat er was gebeurd, kwam hij 's zaterdagsmiddags bij ons thuis en telde zomaar twaalf briefjes van honderd gulden neer. Hij zei dat vader zelf maar zien moest of hij er wat van terug kon betalen.
Toen vader in 1918 stierf had hij inmiddels vijfhonderd gulden afgelost. De botter is enige tijd later verkocht voor 2300 gulden. Moeder is vervolgens naar Karssen gegaan en heeft de laatste zevenhonderd gulden op tafel gelegd. Daarop haalde Karssen een nota uit de kast en zette met een rood krijt een streep over het papier waarna hij aan mijn moeder vroeg of ze wist wat die rode lijn betekende? Dat was het bloed van Christus die alle schuld vergaf.
Karssen wilde van een weduwe met een groot gezin geen geld hebben. Zulke mensen waren er in die tijd: godvrezend en oprecht.'
Hanna Hopman-Pruis
Na de dood van Piet Hopman bleef zijn vrouw, Hanna Hopman-Pruis, met een groot gezin achter. Enkele maanden na de dood van haar man -op 15 februari 1919- werd dochter Pietje geboren.
Om de kost te verdienen, startte de weduwe Hopman omstreeks 1920 een sigaren- en tabakswinkeltje in haar huisje aan de Vischpoortstraat 23. Later werd dat een kruidenierswinkeltje. De klantenkring bestond voornamelijk uit vissers, buren en mensen die aangesloten waren bij de Vergadering van Gelovigen.
In december 1928 vertrok Hanna Hopman-Pruis met haar gezin naar Eindhoven. Daar vonden haar zoons werk.
Hanna Hopman-Pruis is bijna 62 jaar weduwe geweest. Ze stierf op 29 september 1980 op de leeftijd van 97 jaar.
Procesverbaal
'Bekeurd ter zake het bemachtigen van zeemeeuwen door middel van een zetlijn in de haven op den 30 augustus 1910 des namiddags ten vijf ure Peter van der Heide, geboren te Elburg 21 februari 1895, inwonende bij zijne ouders Smedestraat 21 te Elburg.
(get.) D. Rodenburg en J. de Jong
Bron: Register Gemeente Politie van Elburg. Processen-verbaal 1908-1920. Gemeente Archief Elburg
Stoere visserman
Peter van der Heide (Peter Lurkien) stond in Elburg bekend als een stoere visserman. Uit een brief gericht aan de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet gedateerd 18 januari 1928 blijkt dat Van der Heide een ijverig en kundig visserman was: '(...) Peter van der Heide vist steeds met bevredigende resultaten, ofschoon de besommingen ook bij hem achteruitgaan. De betere resultaten worden toegeschreven aan 's mans grote activiteit. Hij werd mij voorgesteld als een stoere visscher, die als het ware nacht en dag werkt. In 1925 beliep de bruto besomming op 2898 gulden, in 1927 1892 gulden, met welke cijfers de achteruitgang duidelijk wordt aangetoond. Het woonhuis (Rozemarijnsteeg 10) wordt gehuurd voor twee gulden per week. Geschatte waarde van de botter inclusief tuigage fl. 1500, =.'
Bron: Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad. Dossier Peter van der Heide. Nummer 1158.
Vastgelopen stoomboot
Donderdagnamiddag tijdens de storm liep de stoomboot 'Stad Steenwijk' welke een vast beurtdienst onderhoudt tussen Amsterdam en Steenwijk geheel uit de koers en kwam op de 'Doornspijker Berg' vast te zitten. Door EB 15 werd assistentie verleenden werden de opvarenden aan wal gebracht. In de nacht werd wederom een poging gedaan de boot vlot te krijgen wat na veel moeite is gelukt, echter werden nog enige vaten stroop en bier overboord geworpen in zee. De boot is toen de haven binnengekomen.
Hoewel alles zeer goed is afgelopen zo is het in te denken dat de opvarenden angstige uren hebben doorgemaakt en zeker is het dat allen in die uren hebben gedacht aan de 'Stanfries IV' welke voor enige tijd ook op de Zuiderzee is verongelukt.
Wanneer wij zoo iets zien en horen wordt het een mens dan niet wonderlijk te moede dat deze zelfde Zuiderzee, die zoo woest kan zijn dat zelfs vrachtboten van meer dan 100 ton metende, tot vergaan en bijna vergaan worden gedoemd, binnen enkele jaren verdwenen zal zijn en de waterplas herschapen zal worden in land?
Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 9 april 1932.
Bedrijfsmiddelen
Op 17 december 1932 stelde de Rijksdienst ter Uitvoering van de Zuiderzeesteunwet een lijst met bedrijfsmiddelen op voor Peter van der Heide in verband met schadeloosstelling wegens de afsluiting van de Zuiderzee. Het overzicht ziet er als volgt uit: 8 botsleepnetten, 4 haringnetten, 2 kuils, 6 spieringsleepnetten, 24 spleet aalhoekwant met hoekbakken en baken, 2 span zeilen, 1 kluiffok, 1 bezaan, 1 kleine kluiffok, 1 botter met inventaris en toebehoren.
Hulpverlening
Vrijdagavond j.l. is het zeiljacht genaamd 'Ka Betje' met een flinke bries wind gaan zeilen met het gevolg dat buiten de haven het zeil scheurde, waarom het achter de haven ten anker kwam.
De grond daar ter plaatse is heel slecht om te ankeren en zodoende kon het daar niet blijven liggen. Omreden de schipper Holleman geen kans zag om op eigen kracht de haven te bereiken, werd assistentie gevraagd en verleend door de visschers P. van der Heide en W. van Triest, welke het jacht behouden hebben binnengebracht.
Verzekering dekt de schade.
Bron: Nieuws- en Advertentieblad Elburg en Omstreken, 19 juli 1933.
In hechtenis
In het archief van het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad wordt een briefje bewaard dat herinnert aan een vechtpartij op de Vischmarkt te Elburg. Daarbij was onder andere Peter van der Heide slaags geraakt met een groep W.A.-ers, die een rondgang door de stad maakten. Het briefje is gedateerd op 29 juni 1942. Het luidt: 'Als gevolg van zijn driftige natuur, waarbij hij zich misging, is bovengenoemde belanghebbende geruimen tijd geleden veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand. Vorige week is hij ten uitvoer van deze veroordeling in hechtenis gesteld. Zijn zoon Gerard vaart thans als schipper op de EB 15 en heeft als knecht Wiegman Petersen, over welke laatstgenoemde bijgaand rapportje. Hoogachtend, W.J. Deetman'.
Bron: Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland te Lelystad. Dossier Peter van der Heide. Nummer 1158
EB 15 te koop
Op 22 november 1957 schreef havenmeester Hannes aan 't Goor een briefje aan prof. dr. J.L. Koole te Kampen waarin hij de hoogleraar erop attendeerde dat er in Elburg een mooie botter te koop was. Een gedeelte van de inhoud van dit briefje was als volgt: '(...) Thans kan ik u nog iets berichten waar voor u wellicht iets in zit. Het is op het ogenblik namelijk zoo dat hier in Elburg te koop is gekomen de EB 15. Dit is uiteraard een houten botter, maar één die, naast een bijzonder mooi model, ook van goede kwaliteit is. Hoewel mijn hart altijd uitgaat naar ijzer, is dit toch een scheepje dat ik u durf te adviseren. De eigenaar heeft op een onverwachts moment het besluit genomen de visserij op te geven. Het scheepje is altijd zeer goed onderhouden en wanneer één visschuit geschikt is voor uw doel, dan is het deze. Ook de bijbehoren als motor, zeilen e.d. zijn erg goed. Ik heb vandaag zoo eens even gepraat met de eigenaar en ik heb de indruk dat het scheepje tegen een prijs van 3000 gulden weggaat. Mochten uw plannen nog dezelfde zijn, dan geef ik u in overweging, kom eens kijken, en wacht daarmee niet te lang. (...)'
Bron: Correspondentie H. aan 't Goor 1957.
Bronvermelding: De informatie komt uit het boek Historie van de Elburger Vissersvoot. Auteur: Willem van Norel (Oudheidkundige vereniging Arent thoe Boecop)