Meerjarenbeleidsplan handhaving en fraudebestrijding
2010 - 2013
Meerjarenbeleidsplan Handhavingen Fraudebestrijding 2010 – 2013
Afdeling Sociale en Burgerzaken
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1
Meerjarenbeleidsplan
1.2 Aanleiding
1.3 Opbouw
2. Externe en interne
ontwikkelingen
2.1 Ontwikkelingen Wet werk en
bijstand
2.2
Handhavingsprogramma 2007 - 2010 Ministerie SZW
2.3 Suwinet-Inkijk
2.4
Digitaal Klantdossier
2.5
Inlichtingenbureau
2.6
Regionaal Coödinatiepunt Fraudebestijding (RFC)
2.7
Internationale fraude
2.8 Sociale
recherche
2.9
Toezichthouderschap
3 Stand van zaken
fraudebestrijding / handhaving
3.1 Inleiding
3.2
Beleidsdocumenten
3.3 Overige
processen
3.4
Verbeterpunten
4 Beleidsdoelen handhaving 2010-2013
4.1 Visie
4.2
Beleidsdoelstellingen
4.2.1
Voorlichting
4.2.2
Dienstverlening
4.2.3 Controle
4.2.4
Repressief beleid.
5 Instrumenten
5.1 Inleiding
5.2
Voorlichting
5.2.1
Informatieboekje
5.2.2
Overige publicaties
5.2.3 Aanvraag- en
heronderzoeksgesprek
5.3
Dienstverlening
5.3.1 Klantmanagement
en consulenten inkomen
5.3.2
Procesbeschrijvingen
5.3.3
Inlichtingenplicht
5.3.4 Normen voor dienstverlening
5.3.5
Rechtsbescherming
5.3.6
Cliëntenparticipatie
5.4 Controle
5.4.1 Signalen
5. 4.2 Verificatie
5.4.3
Risicosturing
5.4.4
Gegevensuitwisseling
5.4.5 Interne
controle
5.5
Repressief beleid
5.5.1 Afstemming
5.5.2
Terugvordering
5.5.3 Publicatie
6
Randvoorwaarden
6.1 Inleiding
6.2 Tijdsnormen
6.3 Procesbeschrijvingen
6.4
Informatievastlegging / dossiervorming
6.5
Kennis en vaardigheden
6.6 Organisatie
6.7 Veiligheid
6.8
Beleidsvoornemens randvoorwaarden
7 Tenslotte
1 Inleiding
1.1 Meerjarenbeleidsplan
Voor u ligt het meerjarenbeleidsplan
Handhaving en Fraudebestrijding 2010-2013 van de gemeente Elburg.
Hierin is integraal beleid beschreven dat gericht is op het
voorkomen en de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik van
sociale zekerheidsvoorzieningen van de afdeling Sociale en
Burgerzaken van de gemeente Elburg.
Het meerjarenbeleidsplan geldt voor 4 jaar. De grote lijnen worden
hierin weergegeven. Om in te kunnen spelen op actuele
ontwikkelingen en om verslag te doen van de resultaten van het
ingezette beleid zal gerapporteerd worden middels de bestaande
verantwoordingsdocumenten in de planning- en controlcyclus. Indien
daar aanleiding voor bestaat, zal een werkplan en beleidsverslag
worden opgesteld.
1.2 Aanleiding
Directe aanleiding voor dit
meerjarenbeleidsplan ligt besloten in het feit dat het vorige
meerjarenbeleidsplan de periode van 2002 tot en met 2006 bestreek.
Vanwege diverse oorzaken werden 2007 - 2009 beschouwd als
tussenjaren, waarin werd aangesloten bij het beschreven beleid in
het meerjarenbeleidsplan 2002 – 2006 en het werkplan 2006. Vanaf
2010 wordt door middel van het periodiek opstellen van
beleidsplannen en rapportages de visie van de gemeente Elburg ten
aanzien van het onderwerp handhaving nadrukkelijker vastgelegd.
Verder wordt met dit plan aangesloten bij het Handhavingsprogramma
2007 – 2010 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW). Met dat programma wordt door het ministerie een nieuwe
impuls gegeven aan de al in gang gezette intensivering van de
handhaving op het gebied van de sociale zekerheid. In hoofdstuk 2
zal daar nader op ingegaan worden.
In het algemeen geldt dat dit meerjarenbeleidsplan past in het
streven voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wet
werk en bijstand (WWB) en aanverwante wetgeving. Voorkomen moet
worden dat gemeenschapsgeld ten onrechte wordt uitgegeven. Door de
juiste aandacht te schenken aan het bestrijden van fraude en
oneigenlijk gebruik wordt het draagvlak onder de burgers voor
bijstandsverstrekking vergroot. Door maatregelen ter preventie van
fraude zullen bovendien de uitgaven uit het inkomensdeel beperkt
kunnen worden.
Met dit meerjarenbeleidsplan wordt ook beoogd om te komen tot een
kwaliteitsverbetering op het gebied van handhaving.
1.3 Opbouw
Het meerjarenbeleidsplan is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan op externe en interne
ontwikkelingen die van belang zijn voor het beleidsterrein
handhaving.
In hoofdstuk 3 wordt beschreven wat de huidige stand van zaken is
als het gaat om fraudebestrijding en handhaving in de gemeente
Elburg en waar mogelijk verbeterpunten liggen.
In hoofdstuk 4 zullen de beleidsdoelstellingen aan bod komen. De
beleidsdoelstellingen komen voort uit de visie op het gebied van
handhaving van de afdeling Sociale en Burgerzaken. Het hoofdstuk
vangt dan ook aan met een formulering van die visie.
De instrumenten waarmee we onder meer de in hoofdstuk 3 genoemde
verbeterpunten willen uitwerken en de in hoofdstuk 4 genoemde
beleidsdoelen willen bereiken, worden beschreven in hoofdstuk 5.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de randvoorwaarden voor de
organisatie. De kwaliteit van handhaving wordt in belangrijke mate
bepaald door de middelen die beschikbaar worden gesteld voor de
uitvoering.
Het laatste hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de wijze
waarop de resultaten kunnen worden gemeten en op welke wijze deze
resultaten worden meegenomen in toekomstig beleid.
2 Externe en interne ontwikkelingen
2.1 Ontwikkelingen Wet werk en bijstand
Het voorgaande meerjarenbeleidsplan (2002-2006) werd opgesteld
in de tijd dat de Algemene bijstandswet (Abw) nog van kracht was.
In 2004 werd de Wet werk en bijstand ingevoerd en kwam de Abw te
vervallen.
Ook de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit Instroom
en Doorstroombanen kwamen te vervallen. Beoogd werd dat door het
afschaffen van overbodige regelgeving en het samenvoegen van
budgetten, de gemeenten meer beleidsvrijheid werd geboden. De
nadruk ligt daarbij op een actief re-integratiebeleid waarbij de
rechtmatigheid niet uit het oog wordt verloren. Om te
bewerkstelligen dat gemeenten daar ook actief op inzetten, werden
zij met de invoering van de WWB ook zelf verantwoordelijk voor de
financiering. Daarmee is ook het belang van het voorkomen van het
onterecht verstrekken van bijstandsgelden voor de gemeenten
evident.
Verder werden de gemeenten onder de WWB verplicht om een 5 tal
verordeningen vast te stellen. Omdat het landelijke Boete en
Maatregelbesluit is komen te vervallen dienden gemeenten een
afstemmingsverordening (maatregelverordening) vast te stellen.
Daarin wordt vastgesteld in welke situaties er een sanctie (het
opleggen van een maatregel) plaatsvindt en hoe hoog die sanctie dan
is. De gemeente dient ook een Toeslagenverordening (waarin wordt
bepaald in welke situaties er een verhoging of verlaging van de
bijstandsnorm plaatsvindt) en een Re-integratieverordening (waarin
de gemeente vastlegt op welke wijze zij de re-integratie van
bijstandscliënten ter hand neemt) vast te stellen. Ook verplicht is
een verordening cliëntenparticipatie waarin onder meer de
voorwaarden voor een cliënten(advies)raad zijn vastgelegd.
De WWB bevat vergeleken met de Abw slechts een beperkt aantal
voorschriften over de invulling van het handhavingsbeleid door de
gemeenten. Artikel 8a van de WWB verplicht gemeenten, naast de
eerder genoemde verordeningen, om een handhavings- of
fraudeverordening vast te stellen. Daar kan evenwel van afgeweken
worden door middel van het opnemen van een handhavingsartikel in de
Afstemmingsverordening. In dat artikel wordt dan bepaald dat het
college jaarlijks een beleids- of werkplan aan de gemeenteraad
aanbiedt met daarin het te voeren beleid op het gebied van
handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de
WWB en de te verwachten resultaten. Bovendien dient het college
jaarlijks te rapporteren aan de gemeenteraad. De gemeente Elburg
heeft, evenals het gros van de gemeenten in Nederland, gekozen voor
deze laatste variant. Dat impliceert uiteraard wel dat er een
cyclus moet worden ingesteld van beleidsplannen en –verslagen.
Naast de bestaande planning- en control cyclus waarin
verantwoording wordt afgelegd, wordt – indien daar aanleiding voor
is – jaarlijks een beleidsplan en werkplan opgesteld. Dit zal
doorgaans gebeuren in één document aan het einde van een boekjaar.
Noemenswaardig is verder dat met de invoering van de WWB de
verplichting tot terugvordering bij fraude is omgezet in een
bevoegdheid. Het opleggen van een boete of maatregel in geval van
niet-naleving van verplichtingen is vervangen door de mogelijkheid
om de uitkering te verlagen. De opbrengsten van een dergelijke
maatregel vallen toe aan de gemeente.
Met de komst van de WWB is ook de Rau (Regeling administratieve
uitvoeringsvoorschriften) - waarin voorschriften waren opgenomen
voor het uitvoeren van heronderzoeken, debiteurenonderzoeken en
beëindigingsonderzoeken – voor wat betreft de WWB afgeschaft.
Daardoor is de gemeente niet meer gehouden aan een strak
heronderzoekschema waarbij iedere WWB-cliënt volgens de wet
periodiek moet worden gecontroleerd. De gemeente heeft een grote
mate van beleidsvrijheid gekregen.
2.2 Handhavingsprogramma 2007 – 2010 Ministerie SZW
In september 2006 is het handhavingsprogramma
2007 – 2010 van het ministerie van SZW aangeboden aan de Tweede
Kamer. In dit programma beschrijft het ministerie de voorgenomen
maatregelen voor de periode 2007 – 2010 op het gebied van
handhaving. Volgens het ministerie zelf wordt met het programma een
nieuwe impuls gegeven aan de al in gang gezette intensiveringen. Zo
wordt bijvoorbeeld meer dan voorheen, aandacht gegeven aan het
voorkómen van overtredingen door onder meer voorlichting, heldere
voorschriften in wet- en regelgeving en een grotere rol voor
risicoanalyses om zodoende vroegtijdig adequate maatregelen te
kunnen treffen. Dat neemt volgens het ministerie niet weg dat het
voorkómen van overtredingen gecombineerd moet worden met hard
optreden als zich desondanks overtredingen voordoen.
Centraal in het handhavingsprogramma staat het begrip
‘nalevingsniveau’: de mate waarin burgers en bedrijven de aan hen
opgelegde verplichtingen naleven. Het bepalen van de mate waarin
verplichtingen worden nageleefd, is essentieel voor een effectief
handhavingsbeleid. In de komende jaren zal het ministerie extra
investeren in zowel het vaststellen van de feitelijke
nalevingsniveau’s als in het bepalen van de beoogde
nalevingsniveau’s van wet en regelgeving op SZW terrein.
Zaken waarop het Ministerie met het handhavingsprogramma extra
inzet en welke relevant zijn voor de gemeente, zijn:
- het verbeteren van risicoanalyses en risicoprofielen bij de handhavende organisatie
- het stimuleren van een vernieuwende aanpak door gemeenten gericht op re-integratie van bijstandsgerechtigden die worden betrapt op zwart werk
- het optimaal benutten van de zogenaamde eerstedagsmelding (EDM) om zwart werk en illegale tewerkstelling beter aantoonbaar te maken.
- nieuwe vormen van nationale en internationale gegevensuitwisseling, om uitkeringsfraude en illegale tewerkstelling tegen te gaan.
De ambitie van het handhavingsbeleid van het ministerie is om door
een gerichte inzet van maatregelen het nalevingsniveau van de
regelgeving te vergroten. Op die manier kunnen de doelstellingen
van het beleid beter worden verwezenlijkt en wordt het draagvlak
voor het beleid van SZW in stand gehouden. Het nieuwe
handhavingsprogramma van het Ministerie is nog niet gereed en kon
dus ook niet in het Elburgse meerjarenbeleidsplan verwerkt worden.
Het ministerie van SZW heeft in de jaren 2006-2010 geld beschikbaar
gesteld aan gemeenten voor programmatisch handhaven. Dit zodat
gemeenten in kunnen zetten op fraudebestrijding en vorm kunnen
geven aan hoogwaardige handhaving. Voor de gemeente Elburg gaat dit
om € 64.833,-. Dit geld wordt waarschijnlijk ingezet op
huisbezoeken om de rechtmatigheid van verstrekte uitkeringen te
controleren, eventuele fraude op te sporen en niet-gebruik terug te
dringen. De huisbezoeken worden eventueel door de Sociale Recherche
gedaan. Dit moet nog nader uitgewerkt worden. In 2009 heeft de
Staatssecretaris toestemming gegeven aan gemeenten om voor het
opsporen van uitkeringsfraude de Sociale Inlichtingen- en
Opsporingsdienst (SIOD) in te huren. In 2010 wordt onderzocht of de
SIOD in dit kader iets voor de gemeente Elburg kan betekenen,
uiteraard in nauwe samenwerking met de Sociale Recherche van de
Regio Noord-Veluwe.
2.3 Suwinet-Inkijk
Als partij in de Suwi-keten is de gemeente ook aangesloten op
Suwinet-inkijk. Dit systeem stelt de ketenpartners onder meer in
staat om online (relevante delen van) elkaars gegevensbestanden in
te zien. In Suwinet-Inkijk staan klantgegevens van verschillende
ketenpartners, zoals CWI, GSD’s, UWV. Het gaat dan uiteraard met
name om de uitkerings- en inkomensgegevens. Ook de Gemeentelijke
Basisadministratie (GBA) levert gegevens. De SVB (AOW,
kinderbijslag en nabestaandenpensioenen) en de RDW
(kentekenregistratie) zijn ook aangesloten op Suwinet-inkijk.
Daarmee wordt de mogelijkheid geboden om bijvoorbeeld tijdens de
aanvraagprocedure of op het moment van een heronderzoek direct
verschillende relevante gegevens, zoals inkomensgegevens, vermogen
en NAW-gegevens te verifiëren. Zo kan vaak al in een vroeg stadium
het risico op fraude als gevolg van het opgeven van onjuiste of
onvolledige informatie door de cliënt worden beperkt.
Een aantal medewerkers van de afdelingen Sociale en Burgerzaken en
Financiën en Personeel is geautoriseerd om suwinet-inkijk in te
zien. Het gebruik van suwinet-inkijk is omgeven met privacy
waarborgen. In dat licht is in 2006 een handboek
beveiligingsprocedures SBZ/Suwinet opgesteld en in 2008
geactualiseerd. De medewerkers hebben kennis genomen van de
beveiligings- en priva-cyaspecten ten aanzien van het gebruik van
suwinet-inkijk en daarvoor een verklaring ondertekend.
2.4 Digitaal Klantdossier
Het jaar 2007 was het jaar van de invoering
van het digitaal klantdossier (DKD). Zoals hiervoor beschreven
hadden gemeenten al de mogelijkheid om via suwinet-inkijk relevante
gegevens van diverse partijen in te zien. De mogelijkheden zijn met
de invoering van het DKD alleen maar groter geworden. Het DKD is
echter niet (alleen) met dat doel voor ogen in het leven geroepen.
Belangrijkste voordeel is dat de cliënt een groeiend aantal
gegevens niet telkens opnieuw hoeft te verstrekken aan de
verschillende ketenpartijen. Dat is een uitvloeisel van de Wet
Eenmalige Gegevensuitvraag (WEU) die regelt dat mensen die zich
inschrijven voor werk of een uitkering aanvragen, nog maar één keer
gegevens hoeven te verstrekken. Als een klant bijvoorbeeld aan het
Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) zijn opleiding en werkervaring
heeft gemeld, hoeft hij die gegevens later niet meer te verstrekken
aan het Uitvoeringsinsituut Werknemersverzekeringen (UWV) of de
gemeente. De WEU is op 11 december 2007 aangenomen door de Eerste
Kamer en trad in werking op 1 januari 2008.
In het Digitaal Klantdossier worden ‘real-time’ de gegevens van de
betreffende cliënt samengevoegd. Die gegevens komen uit de
verschillende administraties. Naast de bekende ketenpartners
sluiten steeds meer externe bronnen aan op het DKD. Daarbij valt te
denken aan het Bureau Kredietregistratie (BKR), de
Informatiebeheergroep (IBG) en het Kadaster. Er bestaat dus geen
aparte database die het DKD vormt. Het real-time is voor een deel
nog toekomstmuziek, omdat daarvoor gebruik gemaakt moet worden van
webservice technologie. Niet alle gemeenten, waaronder de gemeente
Elburg, kunnen van die techniek gebruik maken zodat deze gemeenten
wekelijks middels batch de noodzakelijke gegevens aanleveren.
Voor de cliënt bestaat de mogelijkheid om een groot deel van de
over hem vastgelegde gegevens in te zien. Dat kan via het
zogenaamde klantbeeld. Het DKD moet uiteraard nog verder ontwikkeld
worden en worden geïntegreerd in de processen van de deelnemende
partijen, maar op termijn moet het ook zo zijn dat de cliënt de
mogelijkheid krijgt dat hij gegevens kan corrigeren, als die
onverhoopt niet juist blijken te zijn.
Medewerkers van de aangesloten instellingen kunnen echter ook de
vastgelegde gegevens van de cliënt in het kader van het DKD inzien.
Relevante informatie in het kader van een aanvraag of heronderzoek
kan zo in één oogopslag worden ingezien. In het kader van de
fraudepreventie is dit een positieve ontwikkeling.
Het gebruik van het DKD, het vervolgproject DKD-2 en de daarmee te
genereren gegevens zal in de loop van 2010 verder
uitgekristalliseerd worden, mede door de ontwikkelingen rond EGEM.
De meerwaarde van het DKD in het kader van fraudebestrijding en
–preventie zal dan ook meer moeten gaan blijken.
2.5 Inlichtingenbureau
Met alle ontwikkelingen in het kader van Suwinet-inkijk en DKD
zouden we bijna vergeten dat we als gemeente ook nog steeds
aangesloten zijn op het Inlichtingenbureau. De Stichting
Inlichtingenbureau is in 2001 opgericht door het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid met als doel: ondersteuning van
rechtmatigheidscontrole op bijstandsuitkeringen en bevordering van
samenwerking tussen de verschillende uitvoeringsorganisaties in de
sociale zekerheid.
De ondersteuning bestaat uit het maandelijks vergelijken van
bestanden van sociale diensten van gemeenten met bestanden van
andere instanties zoals het UWV. Dit gebeurt allemaal elektronisch.
Gemeenten krijgen hierdoor zicht op mogelijke inkomsten en
bezittingen van mensen met een bijstandsuitkering. Nog steeds is
dit de belangrijkste activiteit van het Inlichtingenbureau.
De afgelopen jaren heeft het Inlichtingenbureau haar
dienstverlening aan gemeenten overigens aanzienlijk uitgebreid met
ondersteuning op het gebied van armoedebestrijding, re-integratie
en administratieve lastenverlichting. Ook deze ondersteuning
bestaat uit het elektronisch uitwisselen van informatie. Het
Inlichtingenbureau vormt hierbij de verbindende schakel tussen
gemeentelijke sociale diensten en andere instanties.
Deze dienstverlening is ondergebracht in het Sectorloket Gemeenten,
een elektronische gegevensbank waarin gerichte vraag en aanbod van
gegevens samenkomen ter ondersteuning van gemeenten. In het kader
van fraudebestrijding en –preventie is met name de
bestandsvergelijking van waarde.
2.6 Regionaal Coördinatiepunt Fraudebestrijding (RCF)
Een aantal jaren geleden zagen de Regionale Coördinatiepunten
Fraudebestrijding (RCF’s) het levenslicht. De 9 RCF's vormen
samen een landelijk dekkend kennisnet, in de eerste plaats voor
gemeenten maar ook voor andere handhavende instanties in de sociale
zekerheid en de fiscaliteit.
Het doel is om verbindingen te leggen tussen gemeenten en (keten)
partners om zo expertise en ervaring te kunnen delen. Zij
ondersteunen de interventiestructuur en bevorderen het zogenaamde
Programmatische handhaven.
De RCF's maken deel uit van de interventiestructuur. In deze
structuur werken zij in interventieprojecten, samen met de
Arbeidsinspectie, de Belastingdienst, de gemeenten, politie,
justitie, SIOD, UWV en SVB. Maar de RCF's ondersteunen met al
hun kennis en ervaring ook de gemeenten bij de voorbereiding en
uitvoering van lokale projecten – themacontroles.
Daarnaast hebben de RCF's als taak de gemeenten te ondersteunen
bij het borgen van het Programmatisch Handhaven binnen de sociale
dienst. De RCF's zijn hiervoor aangewezen in het
Handhavingsprogramma 2007-2010 van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. De RCF geven invulling aan deze taak in het
Programma Verbindende Schakels.
De gemeente Elburg valt onder het RCF voor Gelderland en Flevoland.
In de afgelopen jaren heeft de gemeente deelgenomen aan de
projecten Waterproef (waarbij, in samenwerking met de
waterleidingsbedrijven werd ingezet op zeer laag waterverbruik, wat
weer kan duiden op het niet bewonen van de betreffende woning), de
RDW-koppeling (waarin de gegevens van uitkeringsgerechtigden werden
gekoppeld aan de bestanden van de RDW, om zo mogelijk niet
opgegeven autobezit te achterhalen) en Kadastercheck (waarin
gegevens van uitkeringsgerechtigden gekoppeld werden aan de
bestanden van het Kadaster om zo het bezit van onroerend goed te
achterhalen).
Ook voor de toekomst staan nieuwe projecten op stapel. De gemeente
Elburg zal per project beoordelen of zal worden deelgenomen.
2.7 Internationale fraude
Vanaf 2003 konden gemeenten voor verificatie
van bijstandsgegevens buiten Nederland gebruik maken van de
diensten van Bureau Buitenland in Den Bosch. Het bureau was een
gevolg van een pilotproject ‘Vermogen Buitenland’. Dit project werd
opgezet om inzicht te krijgen in mogelijke bijstandsfraude als
gevolg van niet gemeld vermogensbezit in voornamelijk Marokko en
Turkije. Door dit project raakten steeds meer gemeenten er van
overtuigd dat grensoverschrijdend onderzoek naar fraude wenselijk
is. Eén centraal coördinatiepunt werd daarbij als zeer werkbaar
ervaren. Daarom zijn de taken van het Bureau Buitenland in de loop
van 2003 overgeheveld naar het Internationaal Bureau
Fraude-informatie (IBF) dat onderdeel uitmaakt van het UWV, in
Arnhem. Vanaf 1 januari 2004 kunnen gemeenten, maar ook
bijvoorbeeld de SVB, structureel hun onderzoeksaanvragen voor
verificatieonderzoeken in het buitenland bij het IBF indienen.
Het IBF is onderdeel van de afdeling Fraude Preventie en Opsporing
van het UWV. Het richt zich op het voorkomen en opsporen van
misbruik van uitkeringen.
Het IBF verricht overigens niet zelf onderzoek maar faciliteert
gemeenten, CWI en SVB. Het IBF doet daarbij een beroep op haar
uitgebreide netwerk met (overheids)instanties in binnen- en
buitenland. Het IBF doet een aanvraag voor een administratief
onderzoek bij deze instanties. Het kan gaan om vermogens- of
inkomensgegevens. De samenwerking door de diverse instanties vindt
plaats op grond van internationale verdragen, verordeningen en
convenanten. De doorlooptijd van een onderzoek kan overigens per
zaak sterk verschillen.
Overigens kan het IBF de gemeente ook van dienst zijn als er nog
geen sprake is van een fraude-situatie of een strafrechtelijk
onderzoek.
De gemeente maakt in voorkomende gevallen gebruik van het IBF. Een
verzoek aan het IBF in het kader van een fraude-onderzoek zal door
de sociaal rechercheur worden ingediend of voorbereid.
2.8 Sociale recherche
Opsporing begint waar controle eindigt, wordt wel eens beweerd.
Het vormt in ieder geval de laatste schakel in de keten van
handhaving: preventie, controle, verificatie/validatie. Overdracht
naar de Sociale Recherche vindt plaats bij vermoedelijke fraude
waarbij de eerste fase(n) geen of onvoldoende duidelijkheid biedt.
Als er sprake is van een benadeling van € 10.000,- of meer vindt er
overigens in principe strafrechtelijke afdoening plaats.
De gemeente Elburg maakt gebruik van de diensten van de sociaal
rechercheurs van de Regio Noord-Veluwe (RNV). Vanuit de vestiging
van de RNV in Harderwijk voert zij de sociale recherche taken uit
voor de deelnemende gemeenten. Momenteel zijn er drie rechercheurs
werkzaam. Maandelijks vindt overleg plaats tussen de contactpersoon
bij de afdeling SBZ en de sociale recherche over aangeleverde zaken
en de voortgang daarvan. Het kan daarbij overigens ook gaan om
zogenoemde info-zaken: daarbij wordt op verzoek van de afdeling SBZ
door de sociale recherche een aantal dossiers onderzocht of
gevolgd, zonder dat er een formeel fraude-onderzoek is gestart. Een
formeel fraude onderzoek kan daaruit uiteraard wel volgen.
Tweemaal per jaar vindt er op beleidsniveau overleg plaats tussen
de sociale recherche en de deelnemende gemeenten. Doel daarvan is
om de werkwijzen in de verschillende gemeenten waar mogelijk op
elkaar af te stemmen en de kwaliteit van handhaving te bevorderen.
Jaarlijks brengt de sociale recherche verslag uit van de
werkzaamheden en ontwikkelingen in een jaarverslag. Het jaarverslag
wordt aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders en
ter kennisneming voorgelegd aan de commissie Algemene Bestuurszaken
van de gemeente Elburg.
2.9 Toezichthouderschap
In november 2007 is de Verzamelwet SZW-wetgeving door zowel de
Tweede als de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet brengt voornamelijk
technische wijzigingen aan in de verschillende wetten op het
terrein van de sociale zekerheid, arbeidsmarkt,
arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen. Er werden echter ook
wijzigingen aangebracht die berusten op beleidsmatige overwegingen.
Voor de uitvoering van de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 is van belang
dat het college van burgemeester en wethouders op grond van deze
wet de bevoegdheid krijgen om toezichthouders aan te stellen.
Een aangewezen toezichthouder kan de bevoegdheden uitoefenen die
zijn neergelegd in afdeling 5.2 van de Awb. De toezichthouder mag
zodoende met het oog op zijn taak – onder meer – elke plaats
betreden (met uitzondering van een woning zonder toestemming van de
bewoners). De bestaande wetgeving gaf die bevoegdheid niet, of
hooguit impliciet. Op 27 mei 2008 heeft het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg de sociaal
rechercheurs, werkzaam bij de RNV (zie paragraaf 2.8) benoemd als
toezichthouder. De meeste RNV-gemeenten hebben hier inmiddels ook
toe besloten. Door de benoeming tot toezichthouder kunnen de
sociaal rechercheurs ook in niet-strafrechtelijke onderzoeken op
grond van de betreffende artikelen in de WWB, IOAW en IOAZ de
bevoegdheden uitoefenen die zijn neergelegd in afdeling 5.2 van de
Awb. Zij hebben zodoende ruimere mogelijkheden om in
(voorbereidende) onderzoeken controles uit te voeren. Dit kan een
bijdrage leveren in vroegtijdige opsporing van fraude.
3 Stand van zaken fraudebestrijding / handhaving
3.1 Inleiding
Het moment van opstellen van een meerjarenbeleidsplan
fraudebestrijding / handhaving leent zich bij uitstek om stil te
staan bij de vraag waar we als gemeente nu staan als het gaat om
fraudebestrijding. Onderliggend meerjarenbeleidsplan formuleert
immers de beleidsdoelstellingen in algemene zin voor de komende 4
jaar. Van belang daarbij is natuurlijk wat het startpunt is. Of,
met andere woorden: waar staan we, en waar willen we naartoe?. In
dit hoofdstuk wordt het startpunt beschreven. In hoofdstuk 4 worden
de beleidsdoelstellingen geformuleerd. Dan gaat het om waar we als
gemeente naar toe willen.
3.2 Beleidsdocumenten
Onder de Abw was er een verplichte cyclus van beleidsplan en –
verslag. Fraudebestrijdingsbeleid was daar een met name genoemd en
essentieel onderdeel van. De WWB kent de verplichte beleidscyclus
niet. Wel schrijft, zoals al eerder aangegeven, artikel 8a van de
WWB gemeenten voor dat zij een handhavings- of fraudeverordening
dienen vast te stellen. Daar kan evenwel van afgeweken worden door
middel van het opnemen van een handhavingsartikel in de
Afstemmingsverordening. De gemeente Elburg heeft gekozen voor deze
variant. Het college dient echter in dat geval jaarlijks een
beleids- of werkplan aan de gemeenteraad aan te bieden met daarin
het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van
misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB en de te verwachten
resultaten. In de afgelopen jaren is vanwege diverse omstandigheden
niet jaarlijks een beleidsplan of een werkplan opgesteld. Het
laatste werkplan fraudebestrijding had betrekking op 2006. Het
college van burgemeester en wethouders heeft op 12 juni 2007
besloten om dat werkplan ook van toepassing te verklaren op 2007.
Er is over 2007 t/m 2009 geen beleidsverslag opgesteld. Het
meerjarenbeleidsplan dat nu voor ligt heeft betrekking op
2010-2013. Via de algemene planning en controlcyclus is dit
vakgebied uiteraard wel verantwoord.
Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er geen sprake
is van een actueel integraal geformuleerd handhavingsbeleid. Dat is
echter een eerste vereiste om handhaving en fraudebestrijding op
een adequaat niveau te brengen. Overigens staat er uiteraard wel
het nodige zwart op wit waar het gaat om het handhavingsbeleid. Het
werkplan 2006 heeft in feite nog weinig aan zeggingskracht
ingeboet. Bovendien kan vastgesteld worden dat er in de dagelijkse
uitvoeringspraktijk vooralsnog geen knelpunten worden gesignaleerd
als gevolg van het ontbreken van geactualiseerd handhavingsbeleid.
Een integraal geformuleerd handhavingsbeleid heeft betrekking op de
samenhang tussen beleidsdocumenten, verordening(en) en nota’s. Dat
begint feitelijk al met de vaststelling van de verplichte
verordeningen in het kader van de WWB. Daaronder wordt het
handhavingsbeleid verder vorm gegeven, door middel van diverse
nota’s en beleidsdocumenten. Naast de al genoemde beleidsdocumenten
gaat het dan om onder meer voorlichtings- en controledocumenten. In
schema ziet dat er zo uit:
Op dit moment ontbreekt het aan een helder en eenduidig
verificatieplan waarin richtlijnen zijn vastgelegd ten aanzien van
het verifiëren en valideren van verstrekte gegevens. Bij
verificatie gaat het om het checken van de door de cliënt
aangeleverde documenten op volledigheid, consistentie en echtheid.
Bij validatie gaat het om het checken van de gegevens op de door de
cliënt aangeleverde documenten op echtheid en juistheid door middel
van het raadplegen van en koppelen van bestanden van derden. Het
ontbreken van een dergelijk plan betekent vanzelfsprekend niet dat
er geen verificatie en validatie plaatsvindt.
Het informatieboekje is een belangrijke schakel in het
handhavingsbeleid. Immers, fraudepreventie begint met een goede,
uitgebreide voorlichting aan cliënten. In feite maakt het
informatieboekje deel uit van het meeromvattend voorlichtingsplan.
Daarin komt onder meer ook de publicatie in de huis-aan-huis en de
gemeentelijke website aan de orde. Het informatieboekje heeft
echter een belangrijke rol omdat het tweemaal per jaar wordt
toegestuurd aan de cliënten van de afdeling Sociale en Burgerzaken.
Het heeft daarmee een minder vrijblijvend karakter dan publicaties
op de gemeentelijke website en in de huis-aan-huiskrant.
Een integraal controleplan ontbreekt ook. Veel gemeenten zijn in
het kader van Hoogwaardig Handhaven over gegaan op het ‘controle op
maat’ principe. Kort gezegd komt het neer op: hoe meer risico, hoe
intensiever de benodigde controle. Ook themacontroles passen in dit
principe. De gemeente Elburg start in 2010 met een tweetal
themacontroles. Het controlesysteem bestaat nu nog uit het
reguliere controlesysteem waarin het maandelijkse ROFje en het
periodieke heronderzoeken belangrijke pijlers zijn. In het kader
van efficiënt werken en administratieve lastenvermindering voor de
cliënt zal in de loop van 2010 de (te verwachten) discussie (tussen
gemeente en Sociale Recherche) over het maandelijkse ROFje aan de
politiek worden voorgelegd. In het jaarverslag van de SR over 2008
staat beschreven dat zij geen voorstander is van het afschaffen van
het ROFje.
Ze zijn al even genoemd: de heronderzoeken. Hoewel niet meer
verplicht in de WWB kent de gemeente Elburg nog steeds een geldend
heronderzoeksplan. Op 13 december 2005 heeft het college van
burgemeester en wethouders het Heronderzoeksplan voor de periode
vanaf (januari) 2006 vastgesteld. Gekozen is om niet meer jaarlijks
een heronderzoeksplan op te stellen, maar een plan dat voor
meerdere jaren te gebruiken is.
Het debiteuren onderzoekpslan geldt sinds 1 januari 2005 als
bijlage bij de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften
terugvordering en verhaal WWB van de gemeente Elburg. Op 22
september 2009 zijn deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften
en daarmee ook het debiteurenonderzoeksplan door het college van
burgemeester en wethouders opnieuw vastgesteld.
3.3 Overige processen
Buiten de in de vorige paragraaf genoemde documenten komt
het bestaande handhavingsbeleid tot uiting in de volgende
procedures.
Allereerst de vastgelegde procesbeschrijvingen. Deze
procesbeschrijvingen zijn in 2007 en 2008 volledig geactualiseerd.
Door het vastleggen van de diverse stappen in bijvoorbeeld een
aanvraagprocedure kan worden voorkomen dat essentiële zaken over
het hoofd worden gezien. Bij elke stap wordt aangegeven wat de te
verrichten werkzaamheden zijn en wie daarvoor verantwoordelijk is.
In 2007 en 2008 is er aandacht geweest voor de fraude-alertheid van
de klantmanagers en consulenten inkomen. Onder meer door een
presentatie van de sociaal rechercheur tijdens een werkoverleg van
de betreffende medewerkers. Dit is een voortdurend proces, en zal
ook de aandacht moeten blijven krijgen.
Op dit moment wordt in de gemeente Elburg nog steeds deels gewerkt
met 1-op-1 toetsing. Dat betekent onder meer dat er een grotere
kans is op het vroegtijdig signaleren van mogelijke fraude. Voor de
eenvoudige besluiten wordt de 1 op 1 toetsing losgelaten. Dit past
binnen de organisatiefilosofie om verantwoordelijkheden en
bevoegdheden laag in de organisatie te leggen. De klantmanagers
nemen deze besluiten dus zelf. Achteraf worden door de toetsers
steekproefsgewijs kwaliteitscontroles verricht. Hiermee kan
mogelijke fraude ook nog vroegtijdig gesignaleerd worden, zij het
op een iets later moment (ongeveer 1 maand later) dan bij de 1 op 1
toetsing.
De interne controle is verder adequaat ingericht. De waarde van de
interne controle met betrekking tot fraudebestrijding heeft
voornamelijk een preventief karakter. Van de uitkomsten van de
interne controle in het ene jaar, kan geleerd worden voor het
volgende jaar.
Tot slot kan voor wat betreft de stand van zaken, onder verwijzing
naar hoofdstuk 2, worden vastgesteld dat de gemeente Elburg is
aangesloten op het Sectorloket Gemeenten (Inlichtingenbureau),
gebruik maakt van Suwinet-Inkijk, technisch gezien is aangesloten
op het Digitaal Klantdossier en verder ook deelneemt aan projecten
van het RCF. Met de sociale recherche zijn verder concrete
afspraken gemaakt. De sociaal-rechercheurs zijn ook benoemd als
toezichthouder voor de WWB.
3.4 Verbeterpunten
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de belangrijkste
verbeterpunten die uit het voorgaande zijn af te leiden.
Duidelijk is dat de verordeningen zijn vastgesteld en dat ook het
handhavingsbeleid op papier goed is geregeld door de vastlegging in
de afstemmingsverordening en het in stand houden van de beleids- en
plancyclus. De winst valt natuurlijk te halen in het consequent in
de praktijk brengen van hetgeen in theorie is vastgelegd. Er wordt
zoveel mogelijk aangesloten bij de organisatiebrede planning- en
controlcyclus, maar waar nodig wordt een (beleids)werkplan en/of
een beleidsverslag opgesteld. Hierin worden de beleidsdoelen
geformuleerd en na afloop van de periode wordt vastgelegd of de
doelen zijn bereikt. Dit meerjarenbeleidsplan geldt de komende
jaren daarbij als een raamwerk.
Door het consequent doorvoeren van de beleids- en plancyclus in de
praktijk zal ook het draagvlak voor een intensiever
handhavingsbeleid worden vergroot.
Voor de hand liggende verbeterpunten zijn uiteraard het ontwikkelen
van een verificatiebeleid, onder meer door het opstellen van een
verificatieplan. Ook het verder ontwikkelen van de controle
systematiek dient opgepakt te worden.
Op welke wijze bovenstaande verbeterpunten verwerkt kunnen worden,
ook in relatie tot (nieuwe) ontwikkelingen op het gebied van
handhaving en fraudebestrijding, komt aan de orde in hoofdstuk 5,
waarbij de instrumenten worden beschreven waarmee de verbeterpunten
aangepakt, en de beleidsdoelen uit het volgende hoofdstuk bereikt
kunnen worden.
4 Beleidsdoelen handhaving 2010-2013
4.1 Visie
De doelstelling van de WWB is werk boven inkomen. Het
uitgangspunt is dat iedere burger zelfstandig in zijn bestaan moet
voorzien. Als dit door bepaalde omstandigheden nog niet mogelijk
is, is het de plicht van de gemeenten om inkomensondersteuning te
bieden. Deze inkomenswaarborg is samen met de re-integratietaak de
kern van de WWB.
Om maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid in het
algemeen, en de bijstandsverlening in het bijzonder, te behouden
moet misbruik van de voorzieningen worden bestreden en met het
spontaan naleven van de regels worden bevorderd. Door een
effectieve handhaving kan de instroom worden beperkt en de
uitstroom worden vergroot. Om te bevorderen dat de cliënten zich
houden aan de wet- en regelgeving zullen voorlichting,
dienstverlening, controle en afstemming (sanctioneren) op elkaar
afgestemd moeten zijn. Het is een gegeven dat de kans dat cliënten
zich aan de wet- en regelgeving (gaan) houden groter wordt als:
Om een helder handhavingsbeleid te ontwikkelen is het zinvol om
vast te leggen wat de visie van de gemeente Elburg is met
betrekking tot handhaving en fraudebestrijding. Gelet op het
voorgaande en de ontwikkelingen op dit vakgebied wordt de volgende
visie geformuleerd:
De afdeling Sociale en Burgerzaken garandeert op een zakelijke en
resultaatgerichte wijze een adequate dienstverlening aan cliënten
als ook de rechtmatigheid van de bijstandsverstrekking. De afdeling
Sociale en Burgerzaken betracht daarbij een maximale openheid.
Handhaving is een vertaling van formele rechten en plichten naar
zowel de afdeling Sociale en Burgerzaken als naar de cliënt. Alleen
diegenen die daadwerkelijk recht op een uitkering hebben, kunnen
deze ontvangen.
Voor zowel de cliënten als voor de medewerkers van de afdeling
Sociale en Burgerzaken dient duidelijk te zijn welke rechten en
verplichtingen er bestaan.
In het kader van ons handhavingsbeleid streven we bovendien naar
een balans in te nemen preventieve en repressieve maatregelen.
Centraal staat bovendien altijd: fraude mag nooit lonend zijn!
- zij goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten met betrekking tot de regelgeving
- zij de regels en de controlepraktijk accepteren
- de kans dat fraude wordt opgespoord voldoende hoog wordt ervaren
- de opgelegde en uitgevoerde sancties voldoende
‘afschrikwekkend’ zijn.
4.2 Beleidsdoelstellingen
Uitgaande van de in de vorige paragraaf geformuleerde
visie, komen we voor de komende 4 jaren tot de hierna beschreven
doelen. Het zijn doelen waarvan we beogen dat ze in 2013
gerealiseerd zijn. Niet alles kan in één keer. In de periode
2010-2013 stellen wij ons ten doel om de volgende zaken te
realiseren:
4.2.1 Voorlichting
Wij zullen cliënten op de volgende wijze helder en
adequaat informeren over hun rechten, plichten en de handhaving
daarvan:
- Aan de cliënt wordt informatie verstrekt over de werkwijze en procedures van de afdeling SBZ.
- Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de
correspondentie aan cliënten (beschikkingen, trajectplannen,
brieven etc.) om specifieke informatie omtrent plichten en gevolgen
van niet naleving daarvan, te communiceren.
4.2.2 Dienstverlening
Dienstverlening kan een belangrijke rol spelen in het voorkomen van fraude. Werk boven uitkering staat voorop in de Wwb en daarom staat dit adagium ook centraal in de dienstverlening. Dienstverlening kan bovendien ook bijdragen aan grotere acceptatie bij de cliënt voor het handhavingsbeleid.
- De klant ontvangt maximale ondersteuning bij de uitstroom naar werk. Daarbij worden belemmeringen voor activering en uitstroom zoveel mogelijk weggenomen. Klantmanagement speelt daarin een belangrijke rol.
- Een heikel punt, maar de komende jaren zeker het onderzoeken en eventueel ontwikkelen waard: het afschaffen van de Rechtmatigheidsonderzoeksformulieren (Rofjes) en deze vervangen door de mutatie- en statusformulieren. Dat kan eventueel ook voor bepaalde groepen alleen.
- Passend in onze eigen organisatiecultuur is het uitgangspunt ‘afspraak is afspraak’. Dat geldt voor beide partijen, dus in dit geval: zowel de cliënt als de afdeling SBZ dienen gemaakte afspraken tijdig en correct na te komen.
- Uiteraard geldt ook in het kader van goede dienstverlening dat communicatie onontbeerlijk is. Vroegtijdige, consequente en transparante communicatie over handhaving en fraudebestrijding kan bijdragen aan een vergroting van het draagvlak onder cliënten wat zal leiden tot een grotere nalevingsbereidheid.
- De cliënt dient altijd uitgebreid geïnformeerd te worden over
bijvoorbeeld rechtsbescherming.
4.2.3 Controle
De controle zal zodanig ingericht (moeten) worden dat fraude
vroegtijdig kan worden opgespoord en de beschikbare tijd en
middelen zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden.
- Signalen die wijzen op mogelijk frauduleus handelen zullen in een vroeg stadium snel en adequaat worden onderzocht. Dat betekent dat de fraude-alertheid van de medewerkers op een aanvaardbaar niveau moet zijn. Eventueel dient door trainingen de fraude-alertheid te worden verhoogd. Het gaat er om dat signalen vroegtijdig worden onderkend. Uiteraard is ondersteunend materiaal daarbij van groot belang. In dit verband wordt ook verwezen naar de noodzaak van een (actueel) verificatieplan.
- De komende jaren zal nagedacht moeten worden over de invoering van een systeem van risicosturing. Het gaat er daarbij om: hoe groter het risico op fraude, des te intensiever de controle. Bij cliënten waarbij sprake is van een verhoogd risico op fraude, zullen intensievere controles worden uitgevoerd, bij voorkeur op basis van een vooraf opgesteld controleprotocol.
- Wellicht te koppelen aan het systeem van risicosturing is een onderzoek of huisbezoeken in bepaalde gevallen preventief kunnen werken. In een aantal omliggende gemeenten wordt dit toegepast en de ervaringen zijn tamelijk positief. Vooralsnog zijn we als gemeente Elburg geen voorstander van ‘preventieve’ huisbezoeken, maar dat wil niet zeggen dat de voors en tegens niet in beeld gebracht kunnen worden.
- Het uitvoeren van themacontroles kan onderdeel uitmaken van de
systematiek van rechtmatigheidscontrole. Zeker als de Rofjes
afgeschaft worden, zal gezocht moeten worden naar andere, wellicht
minder belastende, manieren om toch de rechtmatigheid te kunnen
waarborgen.
4.2.4 Repressief beleid
Is er ondanks alle preventieve maatregelen toch sprake van fraude, dan moet daar uiteraard sanctionerend tegen opgetreden worden. Wil je als organisatie daarin niet je geloofwaardigheid verliezen dan zul je consequent en zakelijk moeten zijn in het opleggen van sancties bij fraude. Daarbij speelt ook het aspect tijd een belangrijke rol. Dat betekent:
- Eventuele sancties worden zo snel mogelijk geëffectueerd
- Indien aan de orde wordt zo snel mogelijk besloten omtrent de terugvordering als gevolg van fraude.
- Periodiek worden de resultaten van fraudebestrijding gepubliceerd.
Op welke wijze we deze beleidsdoelen denken te bereiken in de
komende vier jaar volgt in hoofdstuk 5.
5 Instrumenten
5.1 Inleiding
In de vorige hoofdstukken is aangegeven welke beleidsdoelen de
gemeente Elburg zich voor komende 4 jaar heeft gesteld met
betrekking tot het handhavingsbeleid en fraudebestrijding en waar
op dat gebied voor de gemeente Elburg verbeterpunten liggen. In dit
hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de doelen bereikt kunnen
worden. In de beschrijving daarvan zullen de verbeterpunten uit
paragraaf 3.4 ook hun plaats vinden. Immers, de benoemde
verbeterpunten zijn in feite de (ontbrekende) instrumenten om de
beleidsdoelen te bereiken. In de volgende paragrafen volgt een
beschrijving van die instrumenten waarmee de diverse beleidsdoelen
bereikt moeten gaan worden.
5.2 Voorlichting
Uit preventief oogpunt is het vroegtijdig informeren van
cliënten van groot belang. Juiste en tijdige informatie is een
noodzakelijke voorwaarde voor een transparante en breed gedragen
handhavingspraktijk. Handhaven begint zo gezegd met goede
voorlichting aan cliënten. In de voorlichting aan cliënten moet
duidelijk naar voren komen wat de rechten en plichten zijn, en wat
de consequenties zijn als men zich niet aan deze ‘spelregels’
houdt.
Maar voorlichting behelst ook de publicatie van wet- en regelgeving
zodat cliënten weten wat voor hen van toepassing is. En ook de
publicaties van het handhavingsbeleid en eventueel omtrent de
eventuele opgespoorde en afgehandelde fraudezaken vallen hieronder.
5.2.1 Informatieboekje
Al sinds jaar en dag wordt door de afdeling SBZ een
informatieboekje samengesteld. Dit boekje wordt aan de cliënt
toegezonden bij de toekenningsbeschikking op een aanvraag om
bijstand in de kosten van levensonderhoud. In het informatieboekje
wordt voorlichting gegeven over bijstand in de kosten van
levensonderhoud, bijzondere bijstand, minimabeleid en
schuldhulpverlening, maar ook komen de plichten nadrukkelijk aan de
orde en wordt aangegeven hoe omgegaan wordt met fraude. Het boekje
wordt halfjaarlijks aan de actualiteit aangepast. Elke nieuwe
versie wordt toegezonden aan cliënten van de afdeling SBZ
(ontvangers van een bijstandsuitkering voor levensonderhoud en / of
ontvangers van een bijdrage in het kader van het minimabeleid).
5.2.2 Overige publicaties
De informatie uit het informatieboekje staat ook op de gemeente
website. Ook daar wordt de informatie wanneer dat nodig is aan de
actualiteit aangepast. Verder beschikt de afdeling SBZ over een
ruim aanbod van brochures over diverse regelingen. De brochures
worden periodiek nagelopen om te bezien of zij nog actualiteit
voldoen. Bij belangrijke wetswijzigingen, beleidswijzigingen of
andere nieuwe ontwikkelingen wordt ook zo veel mogelijk gebruik
gemaakt van publicatie in de Huis-aan-Huis krant.
5.2.3 Aanvraag- en heronderzoeksgesprek
Belangrijke momenten van
informatievoorziening zijn de gesprekken die de cliënt voert met
zijn klantmanager of consulent. Het initiatief voor deze gesprekken
ligt uiteraard bij de klantmanager/consulent. Dat kan zijn bij de
aanvraag, bij tussentijdse veranderingen of bij een gepland
heronderzoek. De klantmanager/consulent is hét aanspreekpunt voor
de cliënt en is de medewerker die het totaaloverzicht heeft van
alles wat speelt rondom de cliënt.
Het doel is dat de cliënt tijdens een dergelijk gesprek
door de klantmanager/consulent specifiek wordt geïnformeerd over de
rechten en plichten verbonden aan de uitkering. Er wordt open
gecommuniceerd over het rechtmatig en doelmatig verstrekken van een
uitkering voor levensonderhoud, waaronder ook de systematiek van
terugvorderen in geval van onterecht betaalde bijstand. Als er
afspraken gemaakt moeten worden, gebeurt dat doorgaans tijdens deze
gesprekken. De afspraken worden daarbij later schriftelijk
vastgelegd.
De gesprekken zijn ook bedoeld om de cliënt te informeren over de
dienstverlening van de afdeling SBZ, zoals openingstijden,
contactgegevens en dergelijke.
De frequentie van de heronderzoeksgesprekken wordt bepaald door het
heronderzoeksplan. Het geldende heronderzoeksplan is opgesteld voor
2006 en verder. Er is voor gekozen om niet meer jaarlijks een
heronderzoeksplan op te stellen, maar het verdient zeker
aanbeveling om periodiek het huidige plan te toetsen aan de
actualiteit. Wellicht dat op termijn de heronderzoeksfrequentie ook
gekoppeld kan worden aan een risico-indeling. In 2010 wordt een
nieuw heronderzoeksplan opgesteld. Dit omdat de Regeling
administratieve uitvoeringsvoorschriften Ioaw, Ioaz, Bbz 2004 (de
Rau) per 1 januari 2010 is vervallen. De RAU schreef dwingend voor
hoe en op welke termijn heronderzoeken plaats moesten vinden. Nu de
RAU is vervallen, valt dit onder de gemeentelijke beleidsvrijheid.
Een nieuw heronderzoeksplan is dan gewenst.
5.3 Dienstverlening
De cliënt verwacht van de overheid dat die hem waar nodig
ondersteunt en bovenal betrouwbaar is. Onnodige procedurele
belemmeringen roepen vanzelfsprekend irritaties op en verminderen
de bereidheid van de cliënt om de wet- en regelgeving na te leven.
De kwaliteit van de dienstverlening zal dus altijd de nodige
aandacht moeten krijgen. Daar waar mogelijk dient het aantal
procedures verminderd/vereenvoudigd te worden, zodat wellicht de
nalevingsbereidheid van de cliënt vergroot wordt. De afdeling SBZ
werkt er aan om waar mogelijk procedures tot een minimum te
beperken, maar tegelijkertijd om de kwaliteit van de geleverde
diensten te verhogen. Daarbij moet de rechtmatigheid niet uit het
oog verloren worden.
5.3.1 Klantmanagement en consulenten inkomen
De afdeling SBZ kent twee typen contactpersonen. De
klantmanagers zijn contactpersoon voor de cliënten die nog op één
of andere manier geleid kunnen worden naar de arbeidsmarkt. De
inzet is gericht op uitstroom. De klantmanager is verantwoordelijk
voor de rechtmatigheid en de doelmatigheid van een verstrekte
uitkering. Met andere woorden: hij/zij ondersteunt de cliënt bij
het zoeken naar werk maar dient ook vast te stellen of de uitkering
rechtmatig wordt verstrekt. De cliënt heeft zodoende maar één
aanspreekpunt als het gaat om de uitbetaling van zijn uitkering, of
om de voortgang van zijn re-integratietraject. Andersom geldt dat
de klantmanager het dossier van de cliënt kent, zowel op het gebied
van het re-integratietraject als op het gebied van het inkomen. De
klantmanager weet zogezegd voor een groot deel wat er speelt rond
de cliënt.
Naast de klantmanagers kent de afdeling SBZ ook consulenten
inkomen. De consulenten inkomen treden op als contactpersoon voor
cliënten die niet een re-integratietraject volgen. De aandacht is
vooral gericht op de rechtmatigheid van de uitkering. Ook hier is
sprake van één contactpersoon voor de cliënt. De consulent inkomen
kent ook de situatie van zijn cliënten en speelt daar waar nodig op
in.
5.3.2 Procesbeschrijvingen
Hoewel dat op het eerste gezicht niet zo lijkt, zijn de
procesbeschrijvingen van groot belang voor de dienstverlening aan
de cliënt. Als de procesbeschrijvingen een cliëntgerichte
inrichting kennen, zal dat de nalevingsbereidheid van de regels
bevorderen. Het moet voor de cliënt helder en transparant zijn
waarom bepaalde procedures lopen zoals ze lopen. Het aspect
handhaving moet ook in de procesbeschrijvingen – van aanvraag tot
beëindiging - een plaats hebben. Het verankeren van het aspect
handhaving in de werkprocessen zal er voor kunnen zorgen dat de
klant zich bewust wordt dat fraude niet lonend is.
De procesbeschrijvingen zijn in 2007 allemaal opnieuw beschreven en
in de loop van 2008 geactualiseerd. De procesbeschrijvingen worden
periodiek getoetst aan de praktijk en aan eventueel gewijzigde wet-
en regelgeving.
5.3.3 Inlichtingenplicht
Relevante inlichtingen en gegevens kunnen worden
opgevraagd door de afdeling SBZ of door de cliënt zelf worden
aangeleverd. In beide gevallen is het belangrijk dat de relatie
tussen de klantmanager (of de medewerkers van de afdeling SBZ in
het algemeen) en de cliënt daar niet onder lijdt. Het herhaaldelijk
opvragen van dezelfde inlichtingen wordt door de cliënt – terecht-
als storend en belastend ervaren. Aan de andere kant is het zo dat
om de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering te waarborgen de
afdeling SBZ moet beschikken over de meest actuele relevante
gegevens.
Om een juiste balans te vinden zal zo veel mogelijk gebruik gemaakt
moeten worden van beschikbare bronnen. Informatie die kan worden
verkregen van het Inlichtingenbureau, Suwinet, de GBA en het
dossier dient niet (meer) te worden opgevraagd bij de cliënt. Met
de Wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU) heeft de wetgever dit zelfs
al voor een deel bij wet vastgelegd. De gegevens(set) waarop de
cliënt op grond van de WEU niet meer bevraagd kan worden, zal in de
toekomst alleen maar worden uitgebreid. Door zo te handelen wordt
de cliënt ook minder belast, hetgeen de nalevingsbereidheid ten
goede kan komen.
Gelet op het voorgaande zal onderzocht moeten worden op welke wijze
de dienstverlening verder geoptimaliseerd kan worden. Niet ontkend
kan worden dat bijvoorbeeld het beperken van het aantal
‘aanlevermomenten’ van gegevens door de cliënt naar alle
waarschijnlijkheid als zeer klantvriendelijk zal worden ervaren. In
dat licht bezien moet worden bezien of bijvoorbeeld het afschaffen
van de Rofjes tot de mogelijkheden behoort. In paragraaf 5.4 zal
hier, in relatie met het verificatiebeleid nog nader op worden
ingegaan.
5.3.4 Normen voor dienstverlening
Het is van belang dat de dienstverlening
aan de cliënt voldoet aan de gestelde kwaliteitsnormen. Dat begint
bijvoorbeeld al met de wijze waarop het contact met de cliënt
plaatsvindt. De telefonische bereikbaarheid moet gewaarborgd zijn.
Brieven, beschikkingen en informatiematerialen dienen in helder en
begrijpelijk Nederlands te zijn opgesteld. Dat leidt er toe dat de
cliënt de inhoud ook beter tot zich kan nemen en kan weten wat er
van hem wordt verwacht. Dienstverlening ziet ook op hoe de klant
tegemoet wordt getreden. Zonder de zakelijkheid uit het oog te
verliezen dient de klantmanager of de consulent over een empathisch
vermogen te beschikken.
Contacten tussen cliënt en de afdeling SBZ zullen in veel gevallen
leiden tot afspraken. Het mag van beide partijen verwacht worden
dat afspraken worden nagekomen. Niet voor niets geldt bij de
gemeente Elburg het adagium “afspraak is afspraak” en dat mag ook
gelden voor de contacten met cliënten.
5.3.5 Rechtsbescherming
Dienstverlening behelst ook het informeren van de cliënt
over zijn rechten. De cliënt wordt op diverse momenten en in
diverse vormen gewezen op zijn plichten, en wat de gevolgen zijn
van het niet nakomen daarvan. Maar er zijn ook rechten waarover hij
geïnformeerd dient te worden. Belangrijk in dit verband is
natuurlijk de rechtsbescherming die hij of zij geniet. Tegen elk
besluit dat door of op advies van de afdeling SBZ wordt genomen,
kan de cliënt bezwaar aantekenen. De cliënt zal er op gewezen
moeten worden dat die mogelijkheid bestaat en op welke wijze hij of
zij dat kan doen. Als de cliënt problemen heeft met de bejegening
door (medewerkers van) de afdeling SBZ, dan kan hij of zij
daartegen een klacht indienen.
De gemeente Elburg kent een klachtenprocedure. Elke klacht en elk
bezwaarschrift wordt serieus genomen en volgens de regels in
behandeling genomen. Er zal altijd bezien worden of een klacht of
bezwaarschrift opgevat kan of moet worden als een signaal om de
dienstverlening te verbeteren. Met enige regelmaat zal ook
onderzocht moeten worden of de cliënt voldoende is geïnformeerd
over zijn rechten en plichten.
5.3.6 Cliëntenparticipatie
In het kader van dienstverlening is een
vorm van cliëntenparticipatie onontbeerlijk. In de gemeente Elburg
is dat vormgegeven door middel van de Adviesraad Sociale Zaken. Bij
belangrijke beleidswijzigingen wordt zo veel mogelijk vooraf advies
gevraagd van de Adviesraad. De Adviesraad heeft ook een belangrijke
taak bij het samenstellen van bijvoorbeeld formulieren. Op die
wijze kunnen zij invloed uitoefenen op de kwaliteit van de
dienstverlening.
5.4 Controle
Belangrijk in de bestrijding van fraude
is natuurlijk de controle. Juist met betrekking tot de controle
kunnen door de gemeente belangrijke keuzes gemaakt worden.
Vaststaat in ieder geval dat een effectieve en gerichte
rechtmatigheidscontrole nodig is om fraude in een vroeg stadium te
onderkennen waardoor de financiële schade beperkt kan worden. Ten
aanzien van het controle aspect kan en wil de afdeling SBZ de
nodige ontwikkelingen doorvoeren, waarbij de beschikbare tijd en
middelen zo effectief mogelijk worden ingezet.
5.4.1 Signalen
Handhaving begint in veel gevallen met een ‘signaal’ dat
wijst op mogelijke fraude. Het is dan ook van groot belang dat die
signalen als dusdanig worden herkend. Signalen kunnen op
verschillende manieren voorkomen. Het kan een opmerking zijn in een
(heronderzoeks)gesprek, of ingeleverd formulier dat vragen oproept
omdat zaken niet zijn ingevuld of slechts ten dele. Maar het kan
ook een (anonieme) tip zijn of wellicht een eigen waarneming. Feit
is wel dat niet alle signalen even duidelijk zijn te herkennen.
Medewerkers dienen dan ook voldoende alert te zijn op mogelijke
fraude. Fraude-alertheid begint overigens met het besef dat niet
elke als rechtmatig verstrekte uitkering terecht is verstrekt.
Verder strekt fraude-alertheid zich uit over de vaardigheid om
fraudevermoedens te objectiveren. Periodiek worden initiatieven
ondernomen waarbij de fraude-alertheid van de medewerkers wordt
vergroot. Dat kan door voorlichting door de sociale recherche, of
door gerichte opleidingen. Het is zaak om ook in de komende jaren
het peil van de fraude-alertheid hoog te houden.
5.4.2 Verificatie
Controle behelst ook het nagaan of de gegevens die door
cliënten worden overgelegd, juist zijn. Dat kan bij de aanvraag
zijn, maar ook tussentijds, bij Rofjes of heronderzoeksformulieren
of – gesprekken. Nu gebeurt de verificatie van de gegevens, met
name die gegevens waarvan de cliënt op grond van artikel 53a
verplicht is om ze te overleggen, aan de hand van de aanwezige
stukken en het professionele oordeel van de klantmanager en de
consulent. Er zijn echter geen vastgelegde richtlijnen voor de
wijze waarop de verificatie, maar ook de validatie, van verstrekte
gegevens plaatsvindt. Daarbij geldt dat onder verificatie wordt
verstaan het ‘checken van door de cliënt aangeleverde documenten op
volledigheid, consistentie en echtheid’. Validatie is dan het
‘checken van door de cliënt aangeleverde documenten op echtheid en
juistheid door middel van het raadplegen en koppelen van bestanden
van derden’.
In een verificatieplan kan vastgelegd worden hoe bepaalde gegevens
geverifieerd kunnen of moeten worden en wat de aandachtspunten
daarbij zijn. Dat moet leiden tot een uniforme beoordeling van
ingeleverde bewijsstukken. In het plan wordt beschreven welke
documenten moeten worden ingeleverd en hoe deze gecontroleerd
moeten worden.
Verder zal het plan beschrijven op welke wijze overgelegde
documenten kunnen worden gecontroleerd op hun echtheid. Daarbij
kunnen bestanden geraadpleegd worden, maar steeds vaker zal het
gaan om het koppelen van bestanden. Met andere woorden: gegevens
van cliënten van de afdeling SBZ worden vergeleken met de bestanden
van andere instellingen. Dat kan rechtstreeks maar bijvoorbeeld ook
door een applicatie als Suwinet. Het verificatieplan heeft dan tot
doel om vast te leggen hoe de gegevens die op die wijze worden
verkregen kunnen worden gebruikt in het controleproces.
In de periode waarop dit plan betrekking heeft zal een dergelijk
verificatieplan opgesteld moeten worden.
5.4.3 Risicosturing
Als het gaat om controle zal altijd de
vraag gesteld worden: wat controleren we bij wie? Bij sommige
groepen cliënten is er weinig kans dat er gefraudeerd wordt, of is
de kans klein dat eventuele fraude onopgemerkt blijft. Andere
groepen hebben zoveel wisselende situaties (denk aan inwoning,
wisselende werkzaamheden en dergelijke) dat de kans op fraude
groter is, of in ieder geval lijkt. Veel gemeenten hanteren daarom
een systeem van risicosturing. Hoe groter het risico op fraude, des
te intensiever de controle. Het is denkbaar dat sommige controle
methodieken bij bepaalde groepen niet worden toegepast, of juist
meer worden toegepast.
De vraag is of alle controlemethodes altijd nodig zijn. In dat
licht bezien kunnen de gedachten gaan naar het afschaffen of
aanpassen van de methodiek van de maandelijkse Rofjes of van de
periodieke heronderzoeken. Concreet wordt nog wel eens de vraag
centraal gesteld: kunnen de Rofjes niet afgeschaft worden? of
kunnen we niet af met minder heronderzoeksmomenten (of schaffen we
heronderzoeken af)?
Belangrijk is om vast te stellen dat dergelijke overwegingen nooit
op zichzelf mogen staan. Er kan niet zo maar worden besloten om
bijvoorbeeld de Rofjes af te schaffen want dat scheelt de cliënt zo
veel tijd en dus wordt er zo meer draagvlak gecreëerd voor het
fraudebestrijdingsbeleid. Een besluit om Rofjes af te schaffen, of
de frequentie van heronderzoeken te verlagen zal altijd in
samenhang met andere controle aspecten genomen moeten worden. Op
het moment dat het verificatiebeleid tot in de finesse is geregeld
en de fraude-alertheid optimaal is, en ook gebruik gemaakt kan
worden van betrouwbare bestandsvergelijkingen via het Suwinet of
Inlichtingenbureau dan kan het passend zijn om in de sfeer van de
Rofjes of de heronderzoeken aanpassingen te doen. Immers, in dat
geval zal het risico op fraude enerzijds toenemen maar anderzijds
(door een goed werkende systematiek van bestandsvergelijkingen in
samenhang met een adequaat verificatiebeleid en de aanwezigheid van
veel kennis en kunde bij de medewerkers) afnemen.
In het onderzoek naar de controlesystematiek zou ook plaats moeten
zijn voor de overweging of in sommige gevallen een huisbezoek
mogelijk moet zijn. Huisbezoek wordt –zoals het ministerie het in
het handhavingsbeleid 2007-2010 verwoord– gezien als een algemeen
geaccepteerd controlemiddel. Overigens kan een huisbezoek ook een
overweging in het kader van dienstverlening zijn. Ook de
mogelijkheid om (vaker) van themacontroles gebruik te maken zou
daarin meegenomen moeten worden. Als er periodiek themacontroles
worden uitgevoerd geeft dat ook meer ruimte om bijvoorbeeld Rofjes
of heronderzoeken af te schaffen of te verminderen. Themacontroles
kunnen door de cliënt als minder belastend worden ervaren.
Om voorgaande goed in beeld te krijgen zou de gemeente Elburg
moeten aanvangen met het opstellen van een controleprotocol waarin
duidelijk wordt vastgelegd op welke wijze en in welke gevallen
bepaalde controles worden toegepast.
5.4.4 Gegevensuitwisseling
De mogelijkheid tot gegevensuitwisseling
van bestanden en bestandskoppelingen wordt steeds groter. Uiteraard
worden er bestandsvergelijkingen gemaakt met de GBA als het gaat om
woon en verblijfplaats en persoonsgegevens. Van het
Inlichtingenbureau ontvangen we periodiek signalen over samenloop
van de bijstandsuitkering en andere inkomsten of vermogen. En het
Suwinet biedt tegenwoordig ook steeds meer mogelijkheden. Gegevens
met betrekking tot voertuigbezit zijn inmiddels te checken aan de
hand van RDW-gegevens. Ook gegevens van de IND zijn inmiddels in
Suwinet opgenomen.
Gegevens dienen wel betrouwbaar te zijn. Nog niet altijd is er
sprake van een 100% betrouwbaarheid. Daar dient bij het raadplegen
wel rekening mee gehouden te worden. Niettemin zal de komende jaren
steeds meer en steeds structureler gebruik gemaakt gaan worden van
de elektronische mogelijkheden. Als gemeente zullen we zo veel
mogelijk moeten aansluiten bij nieuwe ontwikkelingen. Als de
betrouwbaarheid toeneemt, kan steeds meer worden vertrouwd op de zo
verkregen informatie en dat kan aanleiding geven om eerder te
kijken naar het aanpassen van bestaande controlemethodieken.
5.4.5 Interne controle
De laatste check is vaak de interne
controle. Het doel van de interne controle is om achteraf vast te
stellen of verstrekte uitkeringen rechtmatig zijn geweest. Daarbij
wordt ook gecontroleerd of de uitvoering is geweest conform de
werkprocessen en het bestaande beleid. De uitkomst van de interne
controle kan dus aanleiding zijn om deze werkprocessen of het
beleid nader te bezien. Het zou kunnen leiden tot een noodzakelijke
kwaliteitsverbetering waardoor ook fraude kan worden tegengegaan.
5.5 Repressief beleid
Over repressief beleid kunnen we kort
zijn. Als alles is ingericht op het voorkomen van fraude en er
vindt ondanks dat toch fraude plaats, dan dient daar hard tegen
opgetreden te worden. Dat kan op de volgende manieren:
5.5.1 Afstemming
Afstemming houdt in dat in het geval van
geconstateerde fraude de uitkering die betrokkene ontvangt op grond
van artikel 18 WWB en conform de regels in de
Afstemmingsverordening WWB gemeente Elburg wordt verlaagd
(afgestemd). We spreken in dat geval van het opleggen van een
maatregel.
5.5.2 Terugvordering
Als er als gevolg van fraude teveel
uitkering is betaald dan dient deze teruggevorderd te worden. Bij
het voeren van een stringent fraudebeleid hoort het effectief
terugvorderen van wegens fraude teveel betaalde bijstandsgelden.
Het gaat om onterecht ontvangen gemeenschapsgelden. Alleen om het
draagvlak voor fraudebestrijdingsbeleid te behouden zal het
terugvorderingsbeleid in die gevallen streng moeten zijn.
Met de invoering van de WWB zijn de terugvorderingsbepalingen uit
de oude Algemene bijstandswet (Abw) een discretionaire bevoegdheid
voor het college geworden. Het college kan in bepaalde gevallen
teveel betaalde bijstand terugvorderen. Met de beleidsregels en
uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal WWB heeft het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg van
die bevoegdheid gebruik gemaakt. Eén van de uitgangspunten is dat
fraude nooit lonend mag zijn. Dat betekent dat er nooit
terugvorderingsbedragen die het gevolg zijn van fraude zullen
worden kwijtgescholden. Te allen tijde zal getracht worden teveel
betaalde bijstandsgelden als gevolg van fraude te incasseren bij de
cliënt.
5.5.3 Publicatie
Het verdient aanbeveling om periodiek
(jaarlijks) cijfers te publiceren omtrent het
fraudebestrijdingsbeleid in de gemeente. Daarmee kunnen cliënten en
burgers waarnemen dat er daadwerkelijk resultaten worden geboekt
als het gaat om fraudebestrijding en dat de gemeente op dat gebied
niet stilzit. De presentatie van de jaarcijfers van de sociale
recherche kunnen een moment zijn van publicatie.
Publicatie kan plaatsvinden via de gebruikelijke informatiekanalen
zoals de huis-aan-huis krant en de gemeentelijke website. Wellicht
dat ter aanvulling daarop een persbericht kan worden opgesteld.
6 Randvoorwaarden
6.1 Inleiding
De in dit plan opgenomen
beleidsvoornemens kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de
werkwijze van de afdeling SBZ. Want als er inderdaad wordt
overgegaan tot themacontroles, de heronderzoeken worden beperkt, of
de Rofjes worden afgeschaft zal dat gevolgen hebben voor de
benadering door de medewerkers van de afdeling SBZ. Datzelfde geldt
voor het aspect voorlichting als het als een essentieel onderdeel
van de fraudebestrijding gaat gelden.
Een efficiënte uitvoering van het handhavingsbeleidsplan vraagt om
een organisatie die de randvoorwaarden optimaliseert, waardoor
medewerkers in staat zullen zijn om samen de geformuleerde
beleidsdoelen te halen. Hieronder in het kort beschreven de
belangrijkste randvoorwaarden.
6.2 Tijdsnormen
Preventie en bestrijding van fraude kost
tijd. Op dit moment wordt alleen door de toetser/beslisser tijd
verantwoord in het kader van fraudebestrijding en handhaving
(bijzondere controle). Als er voor wordt gekozen om de
werkzaamheden in het kader van fraudebestrijding en handhaving meer
inzichtelijk te maken, zal daar ook qua tijdsinvulling rekening mee
gehouden moeten worden. Nu zullen die werkzaamheden worden
verantwoord in het ‘produkt’ bijstandsverlening. Zodoende is nu
niets te zeggen over het aantal uren dat wordt besteed aan
fraudebestrijding en handhaving.
6.3 Procesbeschrijvingen
De procesbeschrijvingen zijn in 2007 en
2008 volledig geactualiseerd. Het werken volgens geactualiseerde
procesbeschrijvingen biedt vele voordelen. Zo wordt de interne
organisatie verbeterd, hetgeen zijn weerslag vindt in de controle-
en sturingscyclus. Ook heeft het invloed in de dienstverlening naar
de cliënt. Immers, elke aanvraag, of elk heronderzoek wordt op
dezelfde wijze uitgevoerd en behandeld. Daarmee is het belang van
het geactualiseerd houden van de procesbeschrijvingen als
randvoorwaarde ook aangetoond.
6.4 Informatievastlegging / dossiervorming
Om tot een effectieve fraude aanpak te
komen moet snel over betrouwbare gegevens beschikt kunnen worden.
Een goed werkend automatiseringssysteem is daarbij van belang. Ook
de dossiervorming speelt een belangrijke rol. Gegevens van een
cliënt die inmiddels zijn vastgelegd in het automatiseringssysteem
of aanwezig zijn in het dossier moeten eenvoudig te achterhalen
zijn bij een nieuwe aanvraag of een nieuw onderzoek. Zeker gelet op
de wetgeving met betrekking tot de eenmalige gegevensuitvraag (WEU)
is dat van groot belang. In dat licht speelt de invoering van het
‘voortraject’ van SZWnet een grote rol. In 2010 moet het
voortraject geïmplementeerd zijn en kan aan de juiste
informatievastlegging en aan de WEU worden voldaan. Door het
voortraject worden klantmanagers en administratie door het
programma geleid en komen er volgens dezelfde standaarden
rapporten, beschikkingen en betalingen uit voort. Dat levert ook
een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering en het verminderen van
het risico op fouten.
6.5 Kennis en vaardigheden
Kennis en vaardigheden op het gebied van
fraudebestrijding heeft voornamelijk betrekking op de
fraude-alertheid van de medewerkers. Die zal op peil moeten blijven
en dat kan alleen door actief aan deskundigheidsbevordering te
doen. Periodiek zal er aandacht zijn voor aanvullende trainingen op
dat gebied. Zeker bij nieuwe medewerkers is het een punt van
aandacht. Middels het functionerings- en beoordelingsgesprek wordt
dit gemonitord door het afdelingshoofd.
6.6 Organisatie
Van belang is dat iedereen weet welke
rol men speelt in het proces. Dat geldt voor de klantmanagers en de
consulenten inkomen, maar ook voor de medewerkers van de
administratie. Belangrijk is dat informatie adequaat wordt
uitgewisseld.
6.7 Veiligheid
Het is uiteraard van groot belang dat de
medewerker zich veilig voelt, en kan voelen, wanneer hij een cliënt
aan moeten spreken op mogelijk frauduleus gedrag. Dat betekent een
veilige inrichting van de spreekkamers en waar mogelijk assistentie
vragen. Mochten huisbezoeken in de toekomst vaker voor gaan komen,
dan zal ook dit aspect een belangrijke rol gaan spelen.
6.8 Beleidsvoornemens randvoorwaarden
Al met al komen we daarmee tot de volgende beleidsvoornemens als het gaat om de randvoorwaarden voor een effectief fraudebestrijdingsbeleid.
- De uren die besteed worden aan fraudebestrijding en handhaving, in alle geledingen inzichtelijk maken.
- De procesbeschrijvingen actueel houden waarbij het aspect fraudebestrijding en handhaving altijd wordt meegewogen.
- Investeren in een goed werkend en betrouwbaar automatiseringssysteem en een nauwkeurige dossiervorming
- De fraude-alertheid van de medewerkers op peil houden door middel van trainingen.
- Inventariseren van de veiligheidsaspecten in de spreekkamers en eventueel op termijn bij huisbezoeken.
7. Tenslotte
Onderliggend plan is een meerjarenplan.
De hierin opgenomen uitgangspunten en doelen zullen de komende
jaren uitgewerkt en verantwoord worden in de
verantwoordingsdocumenten van de planning- en controlcyclus en
eventuele werkplannen en beleidsverslagen.
Het meten van de resultaten van het geformuleerde
handhavingsbeleid kan (of moet) op verschillende manieren
plaatsvinden. Vanzelfsprekend geeft het aantal fraudegevallen en de
hoogte van het ‘gefraudeerde’ bedrag een indicatie van het succes
van ingevoerd (nieuw) beleid. Verder kan het nodige afgeleid worden
uit de resultaten van de interne controle. Wellicht dat er
onvoldoende aandacht is voor de processen waardoor het
handhavingsbeleid niet het gewenste resultaat oplevert. Of dat er
structurele tekortkomingen zijn die een effectieve fraude-aanpak in
de weg staan.
Het resultaat van het ingezette fraudebestrijdingsbeleid
is afhankelijk van een aantal factoren. Uiteraard het aanwezig zijn
van de randvoorwaarden van hoofdstuk 6. En de inspanningen van de
medewerkers van de afdeling SBZ in het kader van het
fraudebestrijdingsbeleid. Er zijn echter ook factoren waar de
gemeente geen grip op heeft. De economische ontwikkelingen
bijvoorbeeld, of wetswijzigingen. Deze factoren kunnen wel invloed
hebben op het resultaat van het voorgenomen beleid zoals in dit
plan opgenomen.
Het is daarom van belang dat dit vakgebied wordt
meegenomen in de organisatiebrede planning- en controlcyclus en er
waar nodig een werkplan en/of beleidsverslag wordt opgesteld. De
evaluatie van het meerjarenbeleid kan hier dan ook in
plaatsvinden. Hebben de ingezette activiteiten effect, wat zijn de
ontwikkelingen in de voorgaande periode geweest, ligt de
organisatie wat betreft het fraudebestrijdingsbeleid op koers?
De uitkomsten kunnen wellicht noodzaken tot een aanpassing
van het ingezette beleid. Op die wijze worden de uitkomsten ten
behoeve van (tussentijdse) sturing aangewend.
Aldus besloten door de raad der gemeente Elburg
in zijn vergadering van 27 september 2010
de voorzitter, de griffier,
F.A. de Lange Mr. Ir. M.C. Luiting-Kamminga.